Tuesday, April 22, 2014

Wat kan Nederland in Mali betekenen?

Kees Broere

De belangrijkste taak voor de Nederlanders in Mali is: inlichtingen verzamelen. Is dat effectief in een conflict dat wacht op een politieke doorbraak?

‘Een groot gat’ in het centrum van de stad. Zo omschreef een lokale Malinese politicus de schade die ruim een week geleden werd aangericht, toen van buiten Gao een raket werd afgevuurd op deze Noord-Malinese plaats. De aanval, door een onbekende vijand, valt te zien als een gewelddadig welkom aan de Nederlandse militairen.

Gao is met negentigduizend inwoners de belangrijkste stad in het noorden van Mali. In 2012, nadat in de zuidelijke hoofdstad Bamako een staatsgreep had plaatsgevonden, werd de plaats ingenomen door Toeregs die zeggen te strijden voor autonomie. Radicale, aan Al Qaida gelieerde islamieten kregen daarna de macht.

Eind januari vorig jaar al leek het gedaan met de bezetting van noordelijke woestijnsteden in Mali.  De herovering van Gao was te danken aan het optreden van de Franse krijgsmacht. Zonder het ingrijpen van de vroegere koloniale heerser zou mogelijk heel het West-Afrikaanse land door islamisten onder de voet zijn gelopen.

De bescherming van Gao is nu een taak voor het Malinese regeringsleger en voor de troepen van Minusma, de ‘stabilisatiemissie’ van de Verenigde Naties waarvan het Nederlandse contingent in Mali deel uitmaakt. Sommige Nederlandse militairen zullen in het veilige Bamako werken, de meeste worden in Gao gestationeerd.

De vijand is er verdreven maar niet verslagen, zo blijkt onder andere uit de recente raketaanval. Toch is Gao niet de plaats waar voor de bevolking en voor VN-militairen het meeste gevaar te duchten valt. De vraag is dan ook wat de belangrijkste Nederlandse taak, het verzamelen van inlichtingen over mogelijk nieuwe aanvallen van jihadisten, in deze omgeving kan betekenen.

Vanuit Den Haag is gesproken over het opereren van Nederlandse eenheden ‘achter de linies’. De term wekt de indruk alsof in de buurt van steden als Gao nog steeds grotere groepen islamistische strijders actief zijn. Maar dat is niet het geval. De bases van de groepen die Noord-Mali en dus ook Gao nog onveilig kunnen maken, bevinden zich veeleer in het buurland Niger, in Algerije; of in het zuiden van LibiĆ«. Het mandaat van de VN-troepen strekt zich niet tot buiten Mali uit.

Gao ligt in ‘het zuiden van het noorden’ van Mali. Hoe meer verderop naar het noorden, naar de grens met Algerije, des te groter de kans dat militairen op radicaal-islamitische strijders stuiten. In dat gebied zijn vooral Franse elitetroepen actief. De Franse krijgsmacht opereert nadrukkelijk buiten Minusma en zal de informatie die zij heeft, zo is gebleken, maar mondjesmaat delen met Minusma-eenheden als die van Nederland.

Koenders
De Nederlandse bijdrage is wel zeer welkom voor Bert Koenders, de vroegere PvdA-minister voor Ontwikkelingssamenwerking, die het civiele hoofd van de VN-missie is. De helpende militaire hand voor een Afrikaans land als Mali, uitgestoken door een westers land als Nederland, zal Koenders mogelijk sterken bij zijn tot nu toe weinig succesvolle pogingen om de regering van Mali te bewegen tot serieuze vredesonderhandelingen met Noord-Malinese opstandelingen.

Het afgelopen jaar is het daarvan nauwelijks gekomen. Dit heeft er onder meer toe geleid dat Toeareg-groepen als de MNLA, die in principe bereid zijn zonder geweld over een autonomie-akkoord te spreken, zich herbewapenen en mogelijk nieuwe aanvallen zullen uitvoeren. Radicale groepen, zoals Al Mourabitoun van de Algerijnse terrorist Mokhtar Belmokhtar, erkennen het gezag van de burgerregering in het zuiden van Mali niet eens.

Bij eerdere opstanden in het noorden van Mali is steeds gebleken dat geweld van rebellengroepen en tegengeweld van militairen, Malinese dan wel buitenlandse, geen van beide partijen ooit de definitieve overhand heeft gegeven. Ook dit keer is duidelijk dat alleen een politiek akkoord het conflict tot bedaren kan brengen. Nederland draagt bij aan een stabilisatiemissie. Maar het verzamelen van inlichtingen over activiteiten van radicaali slamitische strijders kan tot die stabilisatie slechts een eerste aanzet geven.

Artikel uit de Volkskrant van 23 april 2014

No comments:

Post a Comment