Sunday, May 11, 2014

Hennis houdt veiligheid militairen Mali 'in de gaten'

Elke militaire missie heeft risico's. De veiligheidssituatie op het militaire kamp Castor in Mali wordt nauwkeurig in de gaten gehouden. Minister van Defensie Jeanine Hennis heeft dat vrijdag gezegd voor aanvang van de wekelijkse ministerraad.

Hennis reageerde op ongerustheid bij de militaire vakbonden. Die maken zich volgens De Telegraaf zorgen nadat donderdag raketten insloegen in het kamp waar de 300 Nederlandse militairen gelegerd zijn. Ze vragen zich af of het verantwoord is dat de Nederlanders nog langer in tenten worden gehuisvest. Die zullen vervangen worden door containers, maar die laten voorlopig nog op zich wachten.

Prikkeldraad en gracht
De minister laat weten dat er gewerkt wordt aan het vervangen van de tenten door containers. Een woordvoerster voegt daaraan toe: „Op dit moment is het kamp bijvoorbeeld omringd door prikkeldraad en een gracht. En er zijn zogenaamde 'safe havens', betonnen schuilplaatsen. Er is weliswaar sprake van beschietingen van het kamp, maar de frequentie was laag. Het is niet vergelijkbaar met raketbeschietingen zoals bijvoorbeeld in Afghanistan. Indien noodzakelijk worden aanvullende maatregelen getroffen.”

Gisteren sloegen er opnieuw vier raketten in op slechts een kilometer afstand van kamp Castor. De Nederlandse militairen slapen, in tegenstelling tot de in containers verblijvende Fransen even verderop, in tenten.

Artikel uit de Telegraaf van 9 mei 2014 

De meerwaarde van goede Intell

Inlichtingeneenheid in Mali

Majoor Rob Herzog wijst naar het VN Sector Hoofdkwartier in Gao. “Het is de eerste keer dat de VN een inlichtingeneenheid inzet: onze ISR-Coy (Intelligence, Surveillance and Reconnaissance Company). Daar moeten ze nog een beetje aan wennen. Men raakt pas enthousiast als we uitleggen dat we er zijn om hen te helpen. Ze mogen bij ons zelfs een ‘boodschappenlijstje’ met vragen inleveren.”

De VN is echter niet de enige die moet wennen. “Voor ons is het nieuw, dat het overgrote deel van onze ‘klanten’ civiel is en niet langer militair. Dat zorgt ervoor dat we onze militaire manier van werken soms los moeten laten, maar we krijgen er uitdagende vragen voor terug”, zegt Herzog. “We leren nu ook een hoop van onze samenwerking met de VN, waarvan het personeel vooral uit de regio komt. Zij geven ons inzichten waar wij in Nederland nooit op waren gekomen; laten ons Mali zien door hun ogen.”

Bruggen bouwen

Vanaf 4 maart is Herzog met 3 anderen in Gao om de komst van de ISR-Coy voor te bereiden. “Informatie is binnen de VN verdeeld over een hoop eilandjes. Wij brengen die informatie bij elkaar door bruggen te bouwen tussen die eilandjes. Dat doen we door te onderzoeken welke informatie er al is, en aan welke inlichtingen behoefte is. Gesprekken met alle bureau’s die de VN in Gao heeft, helpen ons daarbij. Zo is de civiele kant verdeeld in een hoop disciplines van Civil Affairs tot Justice and Correction. Maar ook de VN-brigade in Gao met 4 bataljons heeft al een hoop informatie en inlichtingenbehoefte. Met alles wat we verzamelen, voeren we een planning uit voor wanneer de hele ISR-Coy er is.”

Aan de eerste inlichtingenbehoefte heeft Herzog al voldaan. “In de 3 weken dat we hier nu zijn bleek al snel dat over een bepaald onderwerp dringend behoefte was aan inlichtingenanalyse. We hebben daarover bij allerlei VN-bureau’s informatie verzameld en opgestuurd naar de All Source Intelligence Cell (ASIC) van de ISR-Coy, die in april naar Gao komt. Het ASIC analyseerde de informatie en stuurde ruim een week later het eerste inlichtingenproduct op. Dat product is hier goed ontvangen.”

Genoeg sensoren

De ISR-Coy beschikt behalve de analysecapaciteit van het ASIC ook over sensoren. Herzog: “Zelf nemen we de Scan Eagle mee en ‘speciaal opgeleid personeel dat informatie onttrekt aan geselecteerde menselijke bronnen’. Tel daar de Apache-helikopters en commando’s bij op en je hebt een goede mix sensoren om de VN van inlichtingen te voorzien.”

Herzog denkt dat er nog veel moet gebeuren voordat MINUSMA-operaties echt Intell-geleid zijn. “Ik heb binnen de VN nog niemand gesproken die de noodzaak van inlichtingen niet inziet; die niet staat te springen om operaties te plannen en uit te voeren op basis van goede inlichtingen. Onze uitdaging is echter om onze middelen en de werkwijze die daarbij hoort te integreren in de VN-cultuur. De eerste stap is het koppelen van die eilandjes; alle informatie op één plek krijgen en daarna de gaten opvullen. Dan zijn we een eind op weg om MINUSMA Intell-lead te maken.”

Artikel uit de Landmacht van 6 mei 2014

'Mijn mensen zijn hier veilig'

De Nederlandse bijdrage aan Minusma, de VN-vredesmacht van de Verenigde Naties in Mali, bestaat uit inlichtingenwerk. Leider van het team majoor Rob Herzog (55) spreekt voor het eerst over zijn werk in het noorden van Mali.

Van onze correspondent Kees Broere

Vredemissies van de Verenigde Naties hebben altijd gewerkt met eenheden die informatie verzamelen. Maar nieuw aan Minusma is dat deze missie zogeheten 'intel-led' is: het verzamelen van informatie en het vertalen daarvan in inlichtingen vormt de basis voor het werk van zowel de militaire als de civiele medewerkers.

Wat precies is uw functie binnen het Nederlandse contingent van Minusma?

'Ik leid de ISR-compagnie. Dat staat voor Information, Surveillance en Reconaissance. Onder mij werken zestig mensen. Daarnaast werken we samen met zo'n negentig leden van het Korps Commandotroepen KCT en het Apache-detachement en straks hun vier gevechtshelikopters. Dat Nederland de informatie- en inlichtingeneenheid binnen Minusma leidt - want we werken met meer VN-eenheden samen - geeft ons een unieke positie.

'Minusma is hier op de eerste plaats om de regering van Mali, inmiddels nieuw gekozen, te helpen in de wederopbouw van het land. Met name in het noorden, dat eerder door radicale islamieten bezet is geweest. Wij kijken eigenlijk voor Bert Koenders, het civiele hoofd van Minusma, en voor de militaire commandant naar de vragen die hier spelen. Zoals: wat zijn de jihadisten in dit gebied nog van plan? Vervolgens leveren we hun ook de antwoorden daarop. Zodat zij steeds beter kunnen voorspellen wat hier gaat spelen, welke kant het opgaat.'

U verstrekt inlichtingen over jihadisten, maar gaat niet op hen 'jagen'. Dat doet de Franse krijgsmacht. Maar die opereert buiten Minusma en staat er niet om bekend infomatie te delen. Frusteert u dat niet?

'Ik wil mij hierover enkel neutraal uitlaten. Ik werk niet samen met de Fransen. Dat is een feit. Zoals de Fransen zeggen: c'est la vie.'

Hoe gaan uw mensen te werk?

'We kijken op veel verschillende niveaus naar veel verschillende dingen. Dus niet alleen naar mogelijke acties van islamisten, maar ook naar de bredere politieke, economische en maatschappelijke kwesties die in Gao en omstreken leven.

'Soms zullen kleine groepen special forces een dag of tien op missie zijn in de woestijn. Ik heb uiterst geavanceerde apparatuur tot mijn beschikking, de Apaches generen informatie, maar ik heb ook mensen die net zo goedkoop zijn als u: die gewoon met een pen en een bloknootje aan de slag zijn. Dat gebeurt dus hier in de stad en omgeving en niet 'achter de linies' van vijandelijke groepen, want dergelijke linies bestaan gewoon niet.

'We verzamelen zo veel mogelijk informatie, brengen die hier binnen, analyseren die en spelen een hopelijk inzichtelijk geheel van inlichtingen door aan de leiding van Minusma in de hoofdstad Bamako. Nogmaals: als hulp bij de wederopbouw van dit land. Mali is echt een straatarm land. Ik vind het een goeie zaak dat wij hier helpen. En ik vind dat ook in ons eigen Nederlandse belang, zoals de politiek zegt. Het gevaar híer van jihadisten kan ook voor Nederland een gevaar zijn.'

En hoe gevaarlijk is het werk voor uw mensen?

'Ik ervaar Gao-stad als een vrije, toegankelijke omgeving, met een vriendelijke bevolking. In veiligheidstermen: een permissive environment, ook al gaan we nu eenmaal volgens de VN-regels altijd met onze wapens de poort uit. Als ik in de stad kom, gewoon zoals nu in mijn militaire kleding, word ik door de mensen op straat op een prettige manier benaderd. Mensen zeggen dat ze iets van Nederland weten - nou ja, dat ze Nederlandse voetballers kennen en dat ze blij zijn met onze militaire aanwezigheid hier. Buiten Gao-stad, en niet eens zo heel ver hiervandaan, zijn zeker gebieden waar het gevaarlijk kan zijn. En ja, ook daar zullen wij dus werken. Maar ik ben ervan overtuigd dat mijn mensen hier veilig zijn.'

U wilt bijdragen aan een stabiel Mali. Gaat de missie dat doel halen?

'Ja, ik denk het wel. Ik merk dat hier ook groepen zijn die verzoening willen. En dat die beseffen dat ze daaraan enkel deel kunnen hebben als ze om de tafel gaan zitten om met de regering een oplossing te vinden. Of dat al op de korte termijn gaat lukken, daarover kan ik geen zinnige voorspelling doen. Maar ik denk niet dat het gaat slepen, zoals in het voormalige Joegoslavië.'

Artikel uit de Volkskrant van 5 mei 2014

Friday, May 9, 2014

Rood-wit-blauw maar dan anders

Door onze correspondent Kees Broere

De flessen met anderhalve liter mineraalwater zijn de populairste producten in het Nederlandse kamp. Hoeveel manieren Malinezen ook hebben om over het klimaat in hun noordelijke woestijn te praten, één woord volstaat: snikheet. Temperaturen boven de 50 graden zijn geen uitzondering. Op posters wordt de militairen aangeraden vooral veel water te drinken. Tussen een en drie uur ‘s middags, op het warmst van de de dag, dag, kan rust in acht worden genomen. De gevoelstemperatuur is volgens de militairen ver boven de 60 graden.

Hij pakt er een stoeltje bij om met vlechtdraad de bekleding van een stoeltje te maken. Zittend gaat dat flu eenmaal makkelijker. Een ‘luxe fauteuil’ kun je zijn kleurrijke product niet noemen, maar gerieflijk is het zeker. En voor Mahmoud Mayaki, de stoelenmaker, vooral ook: winstgevend.

Mayaki werkt in een straat in het centrum van de Noord-Malinese stad Gao waar tegenwoordig regelmatig een Nederlander te bespeuren valt. Een militair welteverstaan, iemand die werkt binnen het Nederlandse contingent voor Minusma, de VN-vredesmacht voor Mali. De nieuwe lichting blanken geeft de lokale economie een zetje.

Bijvoorbeeld met de aankoop van honderd stoeltjes en 25 tafels voor de ‘bar’ in het Nederlandse kamp Castor. Het is de plek waar frisdrank en alcoholvrij bier wordt verkocht en waar de nu circa driehonderd militairen kunnen uitrusten, een pijltje kunnen gooien, of op een van de twee televisieschermen naar een rechtstreeks Nederlands programma kunnen kijken.

Een week geleden ontving luitenant-kolonel Nicole de Wolf, de nieuwe commandant, de symbolische sleutels van kamp Castor. Zij verklaarde de plek bewoonbaar’ en hoopt dat deze bij haar vertrek over vier maanden geheel in werking zal zijn. Dan moeten er zo’n 450 militairen en materieel zijn, zoals vier Apache gevechtshelikopters en drie Chinooks, de transporthelikopters.

Op het terrein wordt met name voor de komst van de heli’s nog flink gebouwd, door Nederlandse genisten en in Gao ingehuurde arbeiders. Kapitein Wouter Eidhof is de architect en mede-opzichter. Hij vertelt hoe hij het kamp ziet groeien en steeds meer te weten komt over de Malinezen voor wie de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in eerste instantie is bedoeld.

‘Stel dat we spijkers en ander klein bouwmateriaal nodig hebben. Dan rijden we met een groepje naar het centrum, ergens op een hoek. Daar weten ze inmiddels wie we zijn. We vertellen welke spullen we nodig hebben, mensen springen op hun brommertjes, en niet lang daarna komen ze met alles aanzetten wat we nodig hebben. En dan begint het onderhandelen over de prijs. Het gaat op een heel eigen manier. Maar het werkt wel!

Van patrouilles, die horen bij het inlichtingenwerk waarvoor de Nederlanders door de VN zijn gevraagd, komt het nog weinig doordat flog niet alle mensen en spullen zijn gearriveerd. Maar door al kennis te maken, zeggen de Nederlandse militairen al het nodige van de bevolking te weten te komen. ledereen prijst ‘de openheid’ die de inwoners van Gao tentoonspreiden.

Twee mannen en een vrouw, leden van de Nederlandse militaire politie, gaan Gao-stad in om het terrein beter te leren kennen. In het even drukke als stoffige centrum stappen ze uit om een praatje te maken. Onmiddellijk komen kinderen en volwassenen op hen af. In de hoop iets te vangen, of om - bij gebrek aan toeristen - een sieraad te verkopen. Maar ook om te praten over de situatie in hun woonplaats.

‘Toen de extremisten hier nog de macht hadden’, zegt Adama Mathias, doelend op de jihadi’s die vorig jaar in Noord-Mali de scepter zwaaiden, ‘werd ik steeds bedreigd, wilden ze niet dat ik met mijn eigen vrouw praatte en mochten we nergens meer heen. Nu is het hier kalmer. Ik ben blij met de Fransen, die ons hebben bevrijd. En ik ben nu blij met de komst van de Nederlanders. Het geeft ons weer hoop.’

Mathias heeft meer zicht op de militairen in zijn stad dan de meeste inwoners van Gao. Voor velen is een Nederlandse vlag op een militair tenue niet meer dan een Franse vlag die een kwartslag is gedraaid. Maar iedereen merkt dat Gao sinds de komst van de Fransen en Minusma vrediger en veiliger is. Al blijft er sprake van een broze situatie, zoals met de raketinslagen bij het Nederlandse kamp, in de nacht van woensdag op donderdag, opnieuw is bewezen.

Artikel uit de Volkskrant van 9 mei 2014

Meteen al luchtalarm in Gao

Nog maar net zitten ze in kamp Castor in Mali, of niet ver van de Nederlandse VN-militairen slaan raketten in.

Van onze correspondent Kees Broere

Om tien voor twee s nachts staat iemand aan hot veldbed. ‘Luchtalarm’, klinkt het op kalme, maar dwingende toon. De majoor die onze begeleider is, heeft niet meer woorden nodig. We schieten in onze kleren en volgen hem naar de schuilplaats. Bij het Nederlandse kamp Castor in Mali is een raket ingeslagen.

Nog voor het luchtalarm ook door de uit Nederland meegenomen sirene loeiend wordt afgekondigd, zitten we met scherfvesten en kogelwerende VN-blauwhelmen met de rug tegen de Hesco’s. Dat zijn zuilen van zo'n anderhalve meter breed en met een doorsnee van ruim een meter, die tot de rand toe zijn gevuld met woestijnzand.

Onze schuilplaats, vlak bij de nog steeds verlichte toiletten en wasbakken, is een van de safe havens die door Nederlandse genisten zijn neergezet in het kamp bij de Noord-Malinese plaats Gao, dat een week geleden als ‘bewoonbaar’ is overgenomen door luitenant-kolonel Nicole de Wolf. Zij heeft ook tijdens deze heldere sterrennacht, compleet met Melkweg, de leiding.

De circa driehonderd Nederlandse militairen die kamp Castor momenteel telt, hebben zich razendsnel over de schuilplaatsen verdeeld. De stemming is rustig. Veel van de mannen en wouwen hier hebben ervaring met eerdere militaire uitzendingen. Zoals naar Afghanistan, waar op sommige plekken bijna om de andere dag een raket op een kamp werd afgevuurd.

De eerste raket, blijkt later, is ongeveer een kilometer ten zuiden van hot kamp ingeslagen. Tijdens de anderhalf uur die we in de schuilplaats doorbrengen horen we zeker nog twee inslagen, maar duidelijk verder weg. Wie de vijand is, en waarvandaan die schiet: het is allemaal nog volstrekt onduidelijk.

Het zijn de eerste schoten richting het nieuwe Nederlandse kamp. Tussen de Hesco’s blijft hot professioneel kalm. Dan komt luitenant-kolonel De Wolf langs. ‘Goedemorgen’, is haar eerste woord. En dan: ‘All clear.’ Niemand is geraakt.

Artikel uit de Volkskrant van 9 mei 2014


Kamp Castor meteen in de vuurlinie

door Rik Goverde

Nederlandse militairen luisteren naar het all clear (sein veilig) in een bunker op het tentenkamp Castor, nabij de Malinese noordelijke stad Gao. Gisternacht rond 2 uur lokale tijd (4 uur in Nederland) kwamen vier raketten ten zuiden van het Nederlandse kamp terecht. De eerste raket sloeg op een kilometer afstand in, de andere drie vielen verder weg.

„Bunkeralarm, opstaan”, roept een militair die wakker is geworden van de eerste, verre doffe knal. Kort daarop gaat inderdaad de sirene in heel Castor en rennen de bewoners met helm op en scherfvest aan naar de bunkers, ofwel kleine terreintjes ommuurd met grote zandzakken. Een tweede en derde knal klinken intussen, ver weg. Zeker een uur lang mag niemand de bunkers uit. Water gaat rond, een van de militairen heeft een leeslampje en een boek meegenomen, sommigen maken grapjes. Pas na het sein veilig mag iedereen er weer uit. Na de aanval wordt het kamp gecheckt op eventuele blindgangers, niet ontplofte explosieven. Die worden niet aangetroffen.

Het is niet de eerste keer dat rebellen raketten afschieten in de richting van internationale troepen in Mali. Vorige maand viel er nog een nabij het Franse kamp. De raketten zijn vaak geplunderd wapentuig uit de Libische oorlog. Doorgaans hebben rebellen wel de raketten, maar geen lanceerinstallaties. Soms worden zelfs pvc-buizen gebruikt om de raketten te ‘richten’.

Niet ver buiten Tessalit, honderden kilometers ten noorden van Gao, is woensdagnacht een Franse soldaat om het leven gekomen toen het voertuig waarin hij zat op een bermbom reed. Dat deel van Mali geldt nog steeds als zeer gevaarlijk. Voor Gao, waar de Nederlandse militairen hun kamp hebben opgeslagen, is dat minder het geval. Luchtalarm zoals dat woensdagnacht klonk, kwam in dit kamp nog niet eerder voor. Twee avonden tevoren leek de acute dreiging van een aanval op het kamp even vergeten. Een handvol militairen zit dan op een groot scherm naar het Eurovisie Songfestival te kijken in de open cafetaria van Kamp Castor bij Gao. Als Ilse DeLange en Waylon beginnen, trekken er nog wat mensen een stoel bij. „Zo. Effe nationalisme tonen.”

Niet ver buiten Tessalit, honderden kilometers ten noorden van Gao, is woensdagnacht een Franse soldaat om het leven gekomen toen het voertuig waarin hij zat op een bermbom reed. Dat deel van Mali geldt nog steeds als zeer gevaarlijk. Voor Gao, waar de Nederlandse militairen hun kamp hebben opgeslagen, is dat minder het geval. Luchtalarm zoals dat woensdagnacht klonk, kwam in dit kamp nog niet eerder voor. Twee avonden tevoren leek de acute dreiging van een aanval op het kamp even vergeten. Een handvol militairen zit dan op een groot scherm naar het Eurovisie Songfestival te kijken in de open cafetaria van Kamp Castor bij Gao. Als Ilse DeLange en Waylon beginnen, trekken er nog wat mensen een stoel bij. „Zo. Effe nationalisme tonen.” „Zij lacht altijd. Maar hij is net een mormoon, met die hoed. Malloot.” Als het nummer is afgelopen, roept een ander: „Iedereen nog wakker?” Hij wist zweet van zijn voorhoofd. Het is een graad of 30.

De Nederlandse militairen die het kamp nabij de Malinese stad Gao opbouwen, werken in het stof en de verzengende hitte. Rond 7 uur in de ochtend is het al tegen de 30 graden, aan het eind van de dag ook. Op het warmste moment kan de temperatuur oplopen tot ver boven de 50 graden en is de eettent een warme bakoven. Dat heeft zijn weerslag op het leven in het kamp. Vrijwel iedereen loopt rond met een anderhalve literfles water. Daarvan worden de bewoners geacht er minstens vier per dag te drinken. Tussen 12 en 15 uur wordt het werk tot een minimum beperkt.

„Het kost tussen de drie en tien dagen om te acclimatiseren”, zegt militair arts kapitein Dijkstra. „Afhankelijk van het werk wat je doet. Maar onze militairen hier hebben al een goede basisconditie, anders worden ze niet eens uitgezonden.” Hij heeft dan ook nog geen uitvallers op bezoek gehad, hooguit wat mensen met hitte-uitslag. „Ze zijn het gewend te zweten. Voor mij is belangrijk: ze moeten drinken voor ze dorst krijgen. En ze moeten de kleur van hun urine checken. Is die donkergeel, dan drinken ze niet genoeg.”

Het kamp is in een maand of drie uit de grond gestampt, op een plek waar tot op dat moment alleen lage struiken tussen het duinzand stonden. Sergeant Jeroen, groepscommandant infanterie, geeft leiding aan een groep van twaalf man, straks nog negen, die het kamp mee beveiligt. „Toen we hier net waren was er nog niets, we bewaakten hier in het open veld de vrachtwagens. Om te voorkomen dat er brandstof zou worden gejat. De Nederlanders zijn hier om inlichtingen te verzamelen, dus mijn missie is geslaagd als we daar aan bij kunnen dragen. En als de groep heelhuids terugkomt. Dat is in Uruzgan helaas niet gelukt.”

Kamp Castor is nog niet af; de woontenten worden spoedig vervangen door scherfwerende containers, omdat eerder het Franse kamp en de stad met raketten werden beschoten. En op verschillende plekken wordt nog beton gestort. „We werken met twee lokale aannemers”, zegt Wouter Eidhof, projectleider bij de genie. „Het storten van beton kun je beter lokaal uitbesteden dan duur mensen in te laten vliegen. Wij begeleiden de bouw, uiteraard. Hier en daar geven we tips over hoe het beter kan, efficiënter.”

Ook de lokale middenstand profiteert van de aanwezigheid van de Nederlanders. Sigaretten, telefoonkaarten en bouwmaterialen, de lage stoeltjes in de cafetaria, het hout voor tijdelijke afdakjes: allemaal lokaal ingekocht. Dus zit Abdul Aziz Gaakoye (26) een paar kilometer van het kamp, in het centrum van Gao, met een brede glimlach in zijn winkel. „Gisteren heb ik nog 8.250 blikjes fris verkocht aan het kamp. Wij worden de vaste leverancier. Ook van Redbull enzo.” Acht maanden lang was zijn winkel dicht, toen rebellen de stad bezetten. Financieel een harde tik, al heeft zijn familie ook winkels in het niet bezette Bamako en Mopti. „Ik heb een dochtertje van een jaar en twee maanden, ben getrouwd. Dus dit soort klanten is prettig.”

Buiten het afnemen van de lokale middenstand probeert de VN zo min mogelijk invloed te hebben op de omgeving. Het waterpunt dat is geslagen gaat een meter of zeventig de grond in, zodat het geen water onttrekt aan de (ondiepere) bronnen waar de Malinezen zelf hun water uit putten. Het afvalwater wordt gefilterd, voor het teruggaat de grond in. En dixie-toiletten zijn taboe, omdat de chemicaliën niet in Mali verwerkt kunnen worden.

Omdat de normale toiletten in het kamp nogal eens defect zijn deze dagen, moeten de bewoners in de weer met plastic zakken als ze naar de wc moeten. Onder hete afdakjes van lokaal hout.

Artikel uit het Brabants Dagblad van 9 mei 2014