Friday, January 31, 2014

"Even de kogelvrije vesten uit"

De inwoners van Gao in Noord-Mali wachten op de Nederlanders. Maar ze hebben meer vertrouwen in de Fransen.

van onze correspondent Kees Broere


Toch maar niet zo. De Franse soldaten zijn al in het kinderdagverblijf, als zij zich bedenken. Ze dragen kogelvrije vesten en zware wapens. Dat kunnen ze de kleintjes niet aandoen. Omkleden dus, bij de pantserwagen. Alleen nog een pistool am de heup. ‘Ach’, zegt de directrice, ‘de kinderen weten inmiddels wel wat wapens zijn. En niet alleen de kinderen. Minder dan twee jaar geleden was Gao, de belangrijkste plaats in het noorden van Mali, een handelsstad en het knooppunt voor tochten door de Sahara. Daarna maakten de bewoners kennis met oorlog en islamistische terreur. En nu, na de ‘bevrijding’ door de Fransen, heerst angst en wantrouwen.


Het ging allemaal razendsnel. In maart 2012 vond in de zuidelijke hoofdstad Bamako een staatsgreep plaats. Kort daarna vielen de steden in het noorden in handen van radicaal-islamitische groepen. Gao werd onder de voet gelopen door de binnenlandse Toearegbeweging MNLA, die zei te strijden voor ‘Azawad’, een onafhankelijk gebied voor het eeuwenoude, nomadische woestijnvolk. Andere, deels buitenlandse groepen als Mujao volgden. Het immense noorden van Mali dreigde een vrijhaven te worden voor islamisten. In januari 2013 besloot Frankrijk, de vroegere koloniale machthebber, tot een interventie. Noordelijke steden als Gao werden gebombardeerd en schoongeveegd. Maar het gewone leven heeft zijn loop nog niet hernomen. Ook niet na de komst van Minusma, de VN-vredesmissie, waaraan Nederland met 400 militairen zal deelnemen.


De burgemeester van Gao, Sadou Diallo, is meegekomen naar het kinderdagverblijf, dat met Frans geld is opgeknapt. Naast de schoolborden, in lokalen waar meisjes vanaf 2,5 jaar hun eerste onderwijs krijgen, zijn de Malinese en de Franse vlag geschilderd. Frankrijk heeft al meer dan 2 miljoen euro gestoken in het herstel van de stad, zegt Diallo. Hij weet dat zijn land het momenteel niet zonder de oude koloniale baas kan redden.


In zijn kantoor vertelt de burgemeester hoe noordelijke Malinese steden als Gao worstelen om weer op de been te komen. ‘De meeste openbare diensten functioneren nog steeds niet. Gebouwen zijn zwaar beschadigd, en nag niet hersteld. De centrale regenng komt niet met geld over de brug. De bevolking is behoorlijk getraumatiseerd. Het zal nog wel even duren voordat de wonden van het recente verleden zijn hersteld.’


Verscheurd 


Dat besef leeft ook bij andere inwoners. Steden als Gao zijn bekend door wat Malinezen ‘de blanken’ noemen: Toearegs en Arabische Afrikanen. Maar de meerderheid van de bevolking in het noorden bestaat uit ‘zwarte’ groepen als Peul, Songhai, Bella, Bozo, en Bambara die oorspronkelijk uit het zuiden komen. Het delicate weefsel van deze samenleving is verscheurd.


De mensen zijn terughoudend geworden’, zegt Philippe Omoré. ‘Er heerst wantrouwen.’ Omoré is een lekenpriester bij de katholieke kerk in de moslimstad Gao. De jihadistische rebellen hebben het kruis van zijn gebedsplaats, de Notre Dame du Niger, omvergetrokken. De echte priesters van de orde van de Witte Paters zijn gevlucht en nag niet teruggekomen.


In Gao, waar kort geleden nog islamisten rechtspraken door handen af te hakken, weet iedereen dat de stad beveiligd is, maar dat nauwelijks twintig kilometer daarbuiten zich nog altijd jihadisten ophouden. Er is angst dat zij zich zullen hergroeperen. Hier in de stad wemelt het nu van militairen die bescherming bieden’, zegt Yehya ag Nor, een Toearegleider die met de regering samenwerkt. ‘Maar zodra je de woestijn ingaat, kun je de terroristen tegenkomen. Bandieten zijn het, die smokkelen, mensen beroven en moorden.’


Als vooruitgeschoven post binnen Minusma krijgt Nederland de taak om over deze terroristen inlichtingen te verzamelen en hen mogelijk uit te schakelen. Maar veel Malinezen in het noorden vragen zich af of VN-militairen daartoe werkelijk in staat zullen zijn. Hun vertrouwen ligt veel meer bij de Fransen en hun operatie Serval. Maar Frankrijk wil juist dat Minusma taken overneemt, zodat het Franse contingent kan worden teruggebracht tot zo’n duizend soldaten.


Minusma heeft de middelen niet die Serval heeft’, meent Philippe Omoré. ‘Minusma is niet in staat om het noorden van Mali veilig te houden’, meent burgemeester Diallo. ‘Onze vrijheid van het moment hebben we aan de Fransen te danken. Nu is het aan ons om ons eigen leger weer op sterkte te brengen. En aan de politiek om ervoor te zorgen dat onze vrijheid bestendigd zal worden en om echt aan de ontwikkeling van het noorden te werken.’


Maar ook de landelijke politici in Bamako worden niet vertrouwd. Hun geschiedenis in het noorden is er grotendeels een van corruptie. Het meest uitgesproken hierover zijn de zogeheten Jeunes Patrouilleurs, een groep jongeren die tijdens de bezetting van Gao ongewapend het initiatief namen om met burgerwachten de veiligheid in hun stad terug te brengen. Moussa Yoroo is hun leider. 


‘We zijn nu een jaar na de bevrijding van Gao’, zegt Yoroo. Mensen die hier zijn gebleven, weten niet hoe zij verder moeten. Van de jongeren zit meer dan 80 procent zonder baan. Mensen keren terug, maar vinden geen werk. De autonteiten in Bamako zeggen ons dat we geduldig moeten zijn. Maar mensen moeten leven, hebben geld nodig. De overheidsdiensten functioneren niet. De regering trekt zelfs geen geld uit om haar eigen ambtenaren in het noorden te betalen. De autoriteiten zullen snel iets moeten doen. Anders lopen de spanningen uit de hand.’


Bert Koenders


Binnen dit krachtenveld is ook voor de civiele tak van Minusma en dus voor Bert Koenders, het Nederlandse hoofd van de VN-missie, een taak weggelegd. Hij heeft regelmatig overleg met groepen als de Jeunes Patrouilleurs. Toch overweegt scepsis bij de jongeren. ‘Voor de bevolking hier voldoet Minusma niet aan de verwachtingen’, zegt Moussa Yoroo. ‘Ja, Gao is redelijk veilig. Maar een paar kilometer hiervandaan kun je worden overvallen en vermoord. Minusma wil vluchtelingen laten terugkomen, maar heeft geen werk voor hen. En dan de missie zelf: al die soldaten hier leven gebarricadeerd, ver van ons vandaan, op hun bases met prikkeldraad, containers en zandzakken. Zélf zijn ze veilig. Maar zo voelt de bevolking zich niet.’


Burgemeester Diallo kent deze gevoelens. Maar hij heeft ook niet alle oplossingen voorhanden. In het kinderdagverblijf trekt hij een paar bankbiljetten tevoorschijn. ‘Hier’, zegt hij tegen een onderwijzeres. ‘Om snoepjes te kopen.’


Artikel uit de Volkskrant van 1 februari 2014

Wednesday, January 29, 2014

"Mali, een symbolische knuffelmissie"

De missie van Nederlandse militairen naar Mali is vooral bedoeld om internationale goodwill te kweken, meent Jorrit Kamminga.

Bij de viering van 200 jaar Koninklijke Landmacht kwam het argument weer naar voren: Nederland moet een redelijk grote krijgsmacht houden om mee te kunnen doen met internationale missies. Zo blijf je een rol spelen op het internationale toneel (lees: bij belangrijke politieke benoemingen).


Het lijkt logisch: de krijgsmacht als instrument van de politiek. Maar die politieke doelstellingen staan wel heel ver af van de intenties van de missies zelf. Sinds de militaire bijdrage in Afghanistan zullen Nederlandse missies niet meer hetzelfde zijn. Het dreigen korte, symbolische knuffelmissies te worden om Nederland op de kaart van de internationale economische en politieke betrekkingen te houden.


De missie in Uruzgan was voor Nederland redelijk succesvol en werd internationaal geroemd. Nederland bokste wellicht boven zijn gewichtsklasse, maar deed weer volledig mee. Het leverde bovendien een speciale band op met de Amerikaanse inlichtingendiensten. Het probleem was niet zozeer de missie zelf, maar vooral het feit dat deze plaatsvond tijdens de grootste economische crisis van de afgelopen tachtig jaar.  Daardoor was de politieke houdbaarheid zeer kort en brokkelde de steun van het Nederlandse publiek snel af. Populistische redeneringen kregen gemakkelijk voet aan de grond: waarom scholen bouwen in Afghanistan terwijl Nederland in de crisis zit? Die situatie zal de komende jaren niet veranderen, zelfs niet bij economisch herstel.


Nederlanders konden met Uruzgan vertrouwd raken als de dertiende provincie van hun land. Omroep BNN maakte er programma’s, Jan Smit trad op voor Nederlandse militairen en Giel Beelen presenteerde vijf dagen een radioprogramma vanuit Kamp Holland. Kijkers en luisteraars genoten er wellicht van, maar zonder veel te snappen van de missie zelf. Daarin schuilt het tweede probleem van internationale missies: ze zijn moeilijk uit te leggen aan een breed publiek en moeten zowel op straat als in de Tweede Kamer op een bepaalde manier verkocht worden. Dat leidde in het geval van Uruzgan tot mooie verhalen over een opbouwmissie. In Kunduz werd het veilig politieagenten opleiden tot succesvolle buurtagenten die de Afghaanse burger bijstaan.


De Nederlandse missie in het riskante Mali gaat officieel vooral om het vergaren van inlichtingen, het bijstaan van de Malinese politie en het versterken van de rechtsorde. Dat klinkt beter dan hevige vuurgevechten met rebellen of terroristen – uiteindelijk een belangrijk onderdeel van de missie in Uruzgan. De boodschap aan onze buitenlandse partners is dat Nederland weer volop meedoet bij een belangrijke VN-missie. De boodschap aan de Nederlandse burger is dat de steun in Mali de veiligheid in Nederland vergroot. Het angstbeeld van terroristische aanslagen in ons land wordt door de politiek op onverantwoordelijke wijze uitvergroot.


Het is moeilijk te voorspellen welke richting de nieuwe missie op zal gaan en hoe de situatie zich in Mali zal ontwikkelen de komende maanden. Wel is nu al te voorzien dat Mali een knuffelmissie zal worden. De populaire Nederlandse media zullen de ‘achtertuin’ van Nederland op allerlei manieren toegankelijk willen maken voor een breed publiek. BNN en populaire radio-dj’s zullen de Nederlandse soldaten weer snel achterna reizen. Het Nederlandse publiek zal wederom echter de aandacht maar kort vast kunnen houden.

Wie heeft het in Nederland nu nog over Uruzgan of Kunduz?

Bij het minste of geringste incident zal de kritiek op de missie in Mali toenemen en de steun afnemen. De Nederlandse regering zal tegen die tijd hopen weer zo snel mogelijk (en zonder al te veel kleerscheuren) van een missie af te komen die vooral bedoeld is om internationale goodwill te kweken.


Jorrit Kamminga is onderzoeker bij Instituut Clingendael.


Artikel uit de NRC van 29 januari 2014

Tuesday, January 28, 2014

"In Kamp Castor is het best veilig" (Volkskrant)

Een groep kwartiermakers werkt aan het Nederlandse kamp in het Noorden van Mali. Er is een verschil van 180 graden’ met de missie In Uruzgan, waar 25 Nederlandse militairen sneuvelden.

Van onze correspondent Kees Broere


De president van Mail wil niet dat Bert Koenders vertrekt als hoofd van Minusma, de VN-vredesmissie voor Mali. Dat zegt Koenders in een reactie op een bericht in de Malinese pers, volgens welke president Keïta persoonlijk bij VN-baas Ban Ki-moon zou hebben aangedrongen op het opstappen van de Nederlandse ex-politicus.



Koenders + president Mali (MINUSMA)
‘Er is niets van waar’, aldus Koenders in een gesprek met de Volkskrant. Hij meent dat de berichten horen tot ‘een verhalenstroom die een beetje onzinnig is’.

Eerder noemde een anonieme diplomatieke bron in het Franse tijdschrift Nouvel Observateur Koenders ‘incompetent’. President Keïta zou weigeren hem te ontmoeten.


Afgelopen maandag echter, zo blijkt ook uit foto’s die door Minusma zijn vrijgegeven, hebben Keïta en Koenders een ontmoeting gehad. Volgens Koenders gebeurt dit regelmatig. Hij onderstreept de in zijn ogen ‘nauwe samenwerking’ tussen de Malinese overheid en de internationale gemeenschap waarvoor Koenders zijn werk doet.


Vorige week sprak de Veiligheidsraad van de VN in een verklaring zijn ‘volledige steun’ uit voor Koenders als hoofd van Minusma. Komende zondag zullen vertegenwoordigers van alle vijftien leden van de V-raad Mali bezoeken.


Nee, de lage Malinese stoeltjes zitten niet zo lekker als die van Intratuin, meent een sergeant. Maar niettemin; ze zijn comfortabel genoeg. En ach, voegt een ander eraan toe, ‘we zijn nu eenmaal niet in Nederland’. Daarover zijn ze het allemaal eens. Er staat ook filet voor niks in de bouwplannen: ‘flexibiliteit en pragmatisme’.


Het zijn twee treffende steekwoorden voor het nieuwste avontuur dat Nederland binnen de Verenigde Naties is aangegaan. Een bijdrage aan Minusma, de VN-vredesmissie voor Mali. Zo’n drie weken zijn de kwartiermakers er actief. inmiddels bevinden 57 van hen zich in Gao, een plaats in het Noorden van Mali.


Het was een van de woestijnplaatsen in het West-Afrikaanse land die in maart 2012 onder de voet werden gelopen door gewapende, radicaal-islamitische groepen. Een jaar geleden werd het Noorden ‘bevrijd’, dankzij een interventie van Frankrijk, de vroegere koloniale meester. Maar het gebied kan nog niet op eigen kracht verder. Vandaar Minusma; een ‘stabilisatiemissie’, zoals het officieel heet.


Nederland neemt met een kleine 400 militairen aan de missie deel. Volgens critici is dat enkel om internationaal weer mee te mogen tellen. Anderen spreken van ‘verlicht eigenbelang’: extremistische moslims in Noord-Mali, en elders in de Sahara en Sahel, kunnen ook voor Europa, en dus voor Nederland, een bedreiging vormen. Den Haag is bereid in Mali te vechten.


Zover is het nog niet. Niet ver van de luchthaven van Gao is een terrein van zo’n 500 bij 900 meter aangewezen, waar vanaf april zo’n 300 van de 400 Nederlandse militairen moeten wonen en werken, en waar vier Apache gevechtshelikopters hun stalling krijgen. 'Kamp Castor’ is de voorlopige benaming. Op dit moment valt er weinig meer te zien dan struiken en wat bomen. Genietroepen graven een ‘antivoertuigengracht’ aan de grens van het gebied en leggen de eerste rollen prikkeldraad neer.


Opbouwtroepen


Majoor Jasper Kremers is de commandant van de opbouwtroepen. ‘Voorzieningen als water, stroom, en de woon- en werkverblijven’, zegt hij: ‘Er is nog helemaal niks; alles moet dus door ons worden aangebracht. Het begin van ons verblijf hier zal tamelijk basaal zijn. En nu al hebben we geleerd dat we in de opbouw met verrassingen rekening moeten houden. Neem het transport. Veel spullen voor Gao moeten uit de hoofdstad Bamako komen. Over de weg, zo’n 1.200 kilometer. Dat is voor hier echt heel ver.’


Het is nog de vraag of begin april alle faciliteiten voor een volledig professioneel verblijf aanwezig zullen zijn. Zo moet voor de ‘miniluchthaven’ op het terrein, bedoeld voor de Apaches, een betonnen vloer worden gestort die over twee maanden mogelijk nog onvoldoende droog zal zijn cm de heli’s te dragen. Maar de leden van het Regiment Genietroepen zullen er alles aan doen.


Aan de rand van het terrein staat het karkas van een gebouw. Op het dak, met twee houten ladders te bereiken, hebben de Nederlandse genie-militairen een uitkijkpost opgezet. Er zijn machinegeweren, verrekijkers en nachtkijkers te vinden. Kogelvrije vesten en VN-blauwhelmen. Kant-en-klaarmaaltijden en zandzakken. Maar ook een heerlijk ouderwets koffiezetapparaat en een blik van Douwe Egberts. Plus een iPod met een geïmproviseerde luidspreker voor muziek van James Brown: ‘This is a man’s world!’



Koenders + kwartiermakers (MINUSMA)


Sergeant Erik is een van de mensen (het regiment telt op dit moment twee vrouwen) die het terrein aan het klaarmaken zijn. Hij is nog maar kort in Mali, maar heeft voor Nederland ook gediend in Afghanistan. Een heel verschil, 20 meent hij. ‘De mensen hier zijn veel vrijer. Dat geldt zeker ook voor de positie van vrouwen. En vergeleken met Afghanistan zou ik het hier veilig willen noemen. In elk geval een heel stuk veiliger.’


De meeste van zijn collega’s denken er net zo over. Een van hen spreekt zelfs van ‘een verschil van 180 graden’ met een missie als in het Afghaanse Uruzgan, waar 25 Nederlandse militairen sneuvelden. Maar Bert Koenders, het Nederlandse hoofd van de VN-missie Minusma, noemt Gao, het gebied waar de Nederlanders zijn gelegerd, ‘een van de moeilijkste regio’s van de missie’. Bijvoorbeeld omdat, zo zeggen bewoners, op pakweg twintig kilometer buiten Gao-stad zich nog altijd radicale moslimstrijders ophouden.


Nederlandse commando’s en de bemanningen van de vier Apaches zullen over dergelijke strijders inlichtingen gaan verzamelen. In Gao, maar wel degelijk ook daarbuiten. Hoe gevaarlijk het daar voor hen zal zijn, is nog onduidelijk, aldus majoor Peter Grotens, een woordvoerder van Defensie in Gao. ‘We weten het nog niet.’ De VN-missie heeft een robuust mandaat. De Nederlandse special forces kunnen tijdens hun geheime missies stuiten op plekken waar smokkelaars zitten, of op opleidingskampen voor jihadi’s. ‘Dat kan een dreiging met zich meebrengen.’


Voor de kwartiermakers geldt dat alles momenteel niet. Zij werken overdag op het terrein, maar hebben hun tenten opgeslagen bij het vliegveld van Gao, waar zij tijdelijk te gast zijn bij Franse militairen, die er een groot kamp hebben. Ontbijt en warm middageten krijgen ze er van hun Europese bondgenoten, die verder volledig buiten Minusma opereren en ook allesbehalve scheutig zijn met het delen van informatie. 'Het was wennen', zegt een nuchtere Nederlander. 'Maar nu gaat het wel.'


Flexibiliteit en pragmatisme dus. Het betekent ook dat tussen 12 en 3 uur 's middags het werk zo goed als stil komt te liggen. 'De heetste tijd moet nog komen', zegt commandant Kremers, 'maar we hebben nu al 47 graden gemeten. In de schaduw.' De komende maanden kan daar nog gemakkelijk wat bij komen.


Schouwspel


Een hoofdrol in het schouwspel dat de Nederlanders bij Gao opvoeren, een bravourestuk dat bijna als een Schepping uit het Niets kan worden uitgelegd, is dan ook weggelegd voor Diago. Het is het Malinese merk mineraalwater, waarvan de anderhalve-literflessen gretig aftrek vinden. Alcohol is volstrekt uit den boze. 'Op zondagmiddag zie je de Fransen soms een glas wijn drinken', zegt majoor Grotens. 'Ons dus zeer zeker niet.'

En verder? Verder maken ze er het beste van. Op hun smartphones is e-mail te vinden, maar de edele kunst der handgeschreven brieven herleeft gewoon weer. En zo gesloten als de Fransen zijn, zo open willen de Nederlanders proberen te zijn. 'We hebben niks te verbergen', merkt een militair op. 'Dus dat komt helemaal goed.'


Artikel uit de Volkskrant van 29 januari 2014