Sunday, May 11, 2014

Hennis houdt veiligheid militairen Mali 'in de gaten'

Elke militaire missie heeft risico's. De veiligheidssituatie op het militaire kamp Castor in Mali wordt nauwkeurig in de gaten gehouden. Minister van Defensie Jeanine Hennis heeft dat vrijdag gezegd voor aanvang van de wekelijkse ministerraad.

Hennis reageerde op ongerustheid bij de militaire vakbonden. Die maken zich volgens De Telegraaf zorgen nadat donderdag raketten insloegen in het kamp waar de 300 Nederlandse militairen gelegerd zijn. Ze vragen zich af of het verantwoord is dat de Nederlanders nog langer in tenten worden gehuisvest. Die zullen vervangen worden door containers, maar die laten voorlopig nog op zich wachten.

Prikkeldraad en gracht
De minister laat weten dat er gewerkt wordt aan het vervangen van de tenten door containers. Een woordvoerster voegt daaraan toe: „Op dit moment is het kamp bijvoorbeeld omringd door prikkeldraad en een gracht. En er zijn zogenaamde 'safe havens', betonnen schuilplaatsen. Er is weliswaar sprake van beschietingen van het kamp, maar de frequentie was laag. Het is niet vergelijkbaar met raketbeschietingen zoals bijvoorbeeld in Afghanistan. Indien noodzakelijk worden aanvullende maatregelen getroffen.”

Gisteren sloegen er opnieuw vier raketten in op slechts een kilometer afstand van kamp Castor. De Nederlandse militairen slapen, in tegenstelling tot de in containers verblijvende Fransen even verderop, in tenten.

Artikel uit de Telegraaf van 9 mei 2014 

De meerwaarde van goede Intell

Inlichtingeneenheid in Mali

Majoor Rob Herzog wijst naar het VN Sector Hoofdkwartier in Gao. “Het is de eerste keer dat de VN een inlichtingeneenheid inzet: onze ISR-Coy (Intelligence, Surveillance and Reconnaissance Company). Daar moeten ze nog een beetje aan wennen. Men raakt pas enthousiast als we uitleggen dat we er zijn om hen te helpen. Ze mogen bij ons zelfs een ‘boodschappenlijstje’ met vragen inleveren.”

De VN is echter niet de enige die moet wennen. “Voor ons is het nieuw, dat het overgrote deel van onze ‘klanten’ civiel is en niet langer militair. Dat zorgt ervoor dat we onze militaire manier van werken soms los moeten laten, maar we krijgen er uitdagende vragen voor terug”, zegt Herzog. “We leren nu ook een hoop van onze samenwerking met de VN, waarvan het personeel vooral uit de regio komt. Zij geven ons inzichten waar wij in Nederland nooit op waren gekomen; laten ons Mali zien door hun ogen.”

Bruggen bouwen

Vanaf 4 maart is Herzog met 3 anderen in Gao om de komst van de ISR-Coy voor te bereiden. “Informatie is binnen de VN verdeeld over een hoop eilandjes. Wij brengen die informatie bij elkaar door bruggen te bouwen tussen die eilandjes. Dat doen we door te onderzoeken welke informatie er al is, en aan welke inlichtingen behoefte is. Gesprekken met alle bureau’s die de VN in Gao heeft, helpen ons daarbij. Zo is de civiele kant verdeeld in een hoop disciplines van Civil Affairs tot Justice and Correction. Maar ook de VN-brigade in Gao met 4 bataljons heeft al een hoop informatie en inlichtingenbehoefte. Met alles wat we verzamelen, voeren we een planning uit voor wanneer de hele ISR-Coy er is.”

Aan de eerste inlichtingenbehoefte heeft Herzog al voldaan. “In de 3 weken dat we hier nu zijn bleek al snel dat over een bepaald onderwerp dringend behoefte was aan inlichtingenanalyse. We hebben daarover bij allerlei VN-bureau’s informatie verzameld en opgestuurd naar de All Source Intelligence Cell (ASIC) van de ISR-Coy, die in april naar Gao komt. Het ASIC analyseerde de informatie en stuurde ruim een week later het eerste inlichtingenproduct op. Dat product is hier goed ontvangen.”

Genoeg sensoren

De ISR-Coy beschikt behalve de analysecapaciteit van het ASIC ook over sensoren. Herzog: “Zelf nemen we de Scan Eagle mee en ‘speciaal opgeleid personeel dat informatie onttrekt aan geselecteerde menselijke bronnen’. Tel daar de Apache-helikopters en commando’s bij op en je hebt een goede mix sensoren om de VN van inlichtingen te voorzien.”

Herzog denkt dat er nog veel moet gebeuren voordat MINUSMA-operaties echt Intell-geleid zijn. “Ik heb binnen de VN nog niemand gesproken die de noodzaak van inlichtingen niet inziet; die niet staat te springen om operaties te plannen en uit te voeren op basis van goede inlichtingen. Onze uitdaging is echter om onze middelen en de werkwijze die daarbij hoort te integreren in de VN-cultuur. De eerste stap is het koppelen van die eilandjes; alle informatie op één plek krijgen en daarna de gaten opvullen. Dan zijn we een eind op weg om MINUSMA Intell-lead te maken.”

Artikel uit de Landmacht van 6 mei 2014

'Mijn mensen zijn hier veilig'

De Nederlandse bijdrage aan Minusma, de VN-vredesmacht van de Verenigde Naties in Mali, bestaat uit inlichtingenwerk. Leider van het team majoor Rob Herzog (55) spreekt voor het eerst over zijn werk in het noorden van Mali.

Van onze correspondent Kees Broere

Vredemissies van de Verenigde Naties hebben altijd gewerkt met eenheden die informatie verzamelen. Maar nieuw aan Minusma is dat deze missie zogeheten 'intel-led' is: het verzamelen van informatie en het vertalen daarvan in inlichtingen vormt de basis voor het werk van zowel de militaire als de civiele medewerkers.

Wat precies is uw functie binnen het Nederlandse contingent van Minusma?

'Ik leid de ISR-compagnie. Dat staat voor Information, Surveillance en Reconaissance. Onder mij werken zestig mensen. Daarnaast werken we samen met zo'n negentig leden van het Korps Commandotroepen KCT en het Apache-detachement en straks hun vier gevechtshelikopters. Dat Nederland de informatie- en inlichtingeneenheid binnen Minusma leidt - want we werken met meer VN-eenheden samen - geeft ons een unieke positie.

'Minusma is hier op de eerste plaats om de regering van Mali, inmiddels nieuw gekozen, te helpen in de wederopbouw van het land. Met name in het noorden, dat eerder door radicale islamieten bezet is geweest. Wij kijken eigenlijk voor Bert Koenders, het civiele hoofd van Minusma, en voor de militaire commandant naar de vragen die hier spelen. Zoals: wat zijn de jihadisten in dit gebied nog van plan? Vervolgens leveren we hun ook de antwoorden daarop. Zodat zij steeds beter kunnen voorspellen wat hier gaat spelen, welke kant het opgaat.'

U verstrekt inlichtingen over jihadisten, maar gaat niet op hen 'jagen'. Dat doet de Franse krijgsmacht. Maar die opereert buiten Minusma en staat er niet om bekend infomatie te delen. Frusteert u dat niet?

'Ik wil mij hierover enkel neutraal uitlaten. Ik werk niet samen met de Fransen. Dat is een feit. Zoals de Fransen zeggen: c'est la vie.'

Hoe gaan uw mensen te werk?

'We kijken op veel verschillende niveaus naar veel verschillende dingen. Dus niet alleen naar mogelijke acties van islamisten, maar ook naar de bredere politieke, economische en maatschappelijke kwesties die in Gao en omstreken leven.

'Soms zullen kleine groepen special forces een dag of tien op missie zijn in de woestijn. Ik heb uiterst geavanceerde apparatuur tot mijn beschikking, de Apaches generen informatie, maar ik heb ook mensen die net zo goedkoop zijn als u: die gewoon met een pen en een bloknootje aan de slag zijn. Dat gebeurt dus hier in de stad en omgeving en niet 'achter de linies' van vijandelijke groepen, want dergelijke linies bestaan gewoon niet.

'We verzamelen zo veel mogelijk informatie, brengen die hier binnen, analyseren die en spelen een hopelijk inzichtelijk geheel van inlichtingen door aan de leiding van Minusma in de hoofdstad Bamako. Nogmaals: als hulp bij de wederopbouw van dit land. Mali is echt een straatarm land. Ik vind het een goeie zaak dat wij hier helpen. En ik vind dat ook in ons eigen Nederlandse belang, zoals de politiek zegt. Het gevaar híer van jihadisten kan ook voor Nederland een gevaar zijn.'

En hoe gevaarlijk is het werk voor uw mensen?

'Ik ervaar Gao-stad als een vrije, toegankelijke omgeving, met een vriendelijke bevolking. In veiligheidstermen: een permissive environment, ook al gaan we nu eenmaal volgens de VN-regels altijd met onze wapens de poort uit. Als ik in de stad kom, gewoon zoals nu in mijn militaire kleding, word ik door de mensen op straat op een prettige manier benaderd. Mensen zeggen dat ze iets van Nederland weten - nou ja, dat ze Nederlandse voetballers kennen en dat ze blij zijn met onze militaire aanwezigheid hier. Buiten Gao-stad, en niet eens zo heel ver hiervandaan, zijn zeker gebieden waar het gevaarlijk kan zijn. En ja, ook daar zullen wij dus werken. Maar ik ben ervan overtuigd dat mijn mensen hier veilig zijn.'

U wilt bijdragen aan een stabiel Mali. Gaat de missie dat doel halen?

'Ja, ik denk het wel. Ik merk dat hier ook groepen zijn die verzoening willen. En dat die beseffen dat ze daaraan enkel deel kunnen hebben als ze om de tafel gaan zitten om met de regering een oplossing te vinden. Of dat al op de korte termijn gaat lukken, daarover kan ik geen zinnige voorspelling doen. Maar ik denk niet dat het gaat slepen, zoals in het voormalige Joegoslavië.'

Artikel uit de Volkskrant van 5 mei 2014

Friday, May 9, 2014

Rood-wit-blauw maar dan anders

Door onze correspondent Kees Broere

De flessen met anderhalve liter mineraalwater zijn de populairste producten in het Nederlandse kamp. Hoeveel manieren Malinezen ook hebben om over het klimaat in hun noordelijke woestijn te praten, één woord volstaat: snikheet. Temperaturen boven de 50 graden zijn geen uitzondering. Op posters wordt de militairen aangeraden vooral veel water te drinken. Tussen een en drie uur ‘s middags, op het warmst van de de dag, dag, kan rust in acht worden genomen. De gevoelstemperatuur is volgens de militairen ver boven de 60 graden.

Hij pakt er een stoeltje bij om met vlechtdraad de bekleding van een stoeltje te maken. Zittend gaat dat flu eenmaal makkelijker. Een ‘luxe fauteuil’ kun je zijn kleurrijke product niet noemen, maar gerieflijk is het zeker. En voor Mahmoud Mayaki, de stoelenmaker, vooral ook: winstgevend.

Mayaki werkt in een straat in het centrum van de Noord-Malinese stad Gao waar tegenwoordig regelmatig een Nederlander te bespeuren valt. Een militair welteverstaan, iemand die werkt binnen het Nederlandse contingent voor Minusma, de VN-vredesmacht voor Mali. De nieuwe lichting blanken geeft de lokale economie een zetje.

Bijvoorbeeld met de aankoop van honderd stoeltjes en 25 tafels voor de ‘bar’ in het Nederlandse kamp Castor. Het is de plek waar frisdrank en alcoholvrij bier wordt verkocht en waar de nu circa driehonderd militairen kunnen uitrusten, een pijltje kunnen gooien, of op een van de twee televisieschermen naar een rechtstreeks Nederlands programma kunnen kijken.

Een week geleden ontving luitenant-kolonel Nicole de Wolf, de nieuwe commandant, de symbolische sleutels van kamp Castor. Zij verklaarde de plek bewoonbaar’ en hoopt dat deze bij haar vertrek over vier maanden geheel in werking zal zijn. Dan moeten er zo’n 450 militairen en materieel zijn, zoals vier Apache gevechtshelikopters en drie Chinooks, de transporthelikopters.

Op het terrein wordt met name voor de komst van de heli’s nog flink gebouwd, door Nederlandse genisten en in Gao ingehuurde arbeiders. Kapitein Wouter Eidhof is de architect en mede-opzichter. Hij vertelt hoe hij het kamp ziet groeien en steeds meer te weten komt over de Malinezen voor wie de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in eerste instantie is bedoeld.

‘Stel dat we spijkers en ander klein bouwmateriaal nodig hebben. Dan rijden we met een groepje naar het centrum, ergens op een hoek. Daar weten ze inmiddels wie we zijn. We vertellen welke spullen we nodig hebben, mensen springen op hun brommertjes, en niet lang daarna komen ze met alles aanzetten wat we nodig hebben. En dan begint het onderhandelen over de prijs. Het gaat op een heel eigen manier. Maar het werkt wel!

Van patrouilles, die horen bij het inlichtingenwerk waarvoor de Nederlanders door de VN zijn gevraagd, komt het nog weinig doordat flog niet alle mensen en spullen zijn gearriveerd. Maar door al kennis te maken, zeggen de Nederlandse militairen al het nodige van de bevolking te weten te komen. ledereen prijst ‘de openheid’ die de inwoners van Gao tentoonspreiden.

Twee mannen en een vrouw, leden van de Nederlandse militaire politie, gaan Gao-stad in om het terrein beter te leren kennen. In het even drukke als stoffige centrum stappen ze uit om een praatje te maken. Onmiddellijk komen kinderen en volwassenen op hen af. In de hoop iets te vangen, of om - bij gebrek aan toeristen - een sieraad te verkopen. Maar ook om te praten over de situatie in hun woonplaats.

‘Toen de extremisten hier nog de macht hadden’, zegt Adama Mathias, doelend op de jihadi’s die vorig jaar in Noord-Mali de scepter zwaaiden, ‘werd ik steeds bedreigd, wilden ze niet dat ik met mijn eigen vrouw praatte en mochten we nergens meer heen. Nu is het hier kalmer. Ik ben blij met de Fransen, die ons hebben bevrijd. En ik ben nu blij met de komst van de Nederlanders. Het geeft ons weer hoop.’

Mathias heeft meer zicht op de militairen in zijn stad dan de meeste inwoners van Gao. Voor velen is een Nederlandse vlag op een militair tenue niet meer dan een Franse vlag die een kwartslag is gedraaid. Maar iedereen merkt dat Gao sinds de komst van de Fransen en Minusma vrediger en veiliger is. Al blijft er sprake van een broze situatie, zoals met de raketinslagen bij het Nederlandse kamp, in de nacht van woensdag op donderdag, opnieuw is bewezen.

Artikel uit de Volkskrant van 9 mei 2014

Meteen al luchtalarm in Gao

Nog maar net zitten ze in kamp Castor in Mali, of niet ver van de Nederlandse VN-militairen slaan raketten in.

Van onze correspondent Kees Broere

Om tien voor twee s nachts staat iemand aan hot veldbed. ‘Luchtalarm’, klinkt het op kalme, maar dwingende toon. De majoor die onze begeleider is, heeft niet meer woorden nodig. We schieten in onze kleren en volgen hem naar de schuilplaats. Bij het Nederlandse kamp Castor in Mali is een raket ingeslagen.

Nog voor het luchtalarm ook door de uit Nederland meegenomen sirene loeiend wordt afgekondigd, zitten we met scherfvesten en kogelwerende VN-blauwhelmen met de rug tegen de Hesco’s. Dat zijn zuilen van zo'n anderhalve meter breed en met een doorsnee van ruim een meter, die tot de rand toe zijn gevuld met woestijnzand.

Onze schuilplaats, vlak bij de nog steeds verlichte toiletten en wasbakken, is een van de safe havens die door Nederlandse genisten zijn neergezet in het kamp bij de Noord-Malinese plaats Gao, dat een week geleden als ‘bewoonbaar’ is overgenomen door luitenant-kolonel Nicole de Wolf. Zij heeft ook tijdens deze heldere sterrennacht, compleet met Melkweg, de leiding.

De circa driehonderd Nederlandse militairen die kamp Castor momenteel telt, hebben zich razendsnel over de schuilplaatsen verdeeld. De stemming is rustig. Veel van de mannen en wouwen hier hebben ervaring met eerdere militaire uitzendingen. Zoals naar Afghanistan, waar op sommige plekken bijna om de andere dag een raket op een kamp werd afgevuurd.

De eerste raket, blijkt later, is ongeveer een kilometer ten zuiden van hot kamp ingeslagen. Tijdens de anderhalf uur die we in de schuilplaats doorbrengen horen we zeker nog twee inslagen, maar duidelijk verder weg. Wie de vijand is, en waarvandaan die schiet: het is allemaal nog volstrekt onduidelijk.

Het zijn de eerste schoten richting het nieuwe Nederlandse kamp. Tussen de Hesco’s blijft hot professioneel kalm. Dan komt luitenant-kolonel De Wolf langs. ‘Goedemorgen’, is haar eerste woord. En dan: ‘All clear.’ Niemand is geraakt.

Artikel uit de Volkskrant van 9 mei 2014


Kamp Castor meteen in de vuurlinie

door Rik Goverde

Nederlandse militairen luisteren naar het all clear (sein veilig) in een bunker op het tentenkamp Castor, nabij de Malinese noordelijke stad Gao. Gisternacht rond 2 uur lokale tijd (4 uur in Nederland) kwamen vier raketten ten zuiden van het Nederlandse kamp terecht. De eerste raket sloeg op een kilometer afstand in, de andere drie vielen verder weg.

„Bunkeralarm, opstaan”, roept een militair die wakker is geworden van de eerste, verre doffe knal. Kort daarop gaat inderdaad de sirene in heel Castor en rennen de bewoners met helm op en scherfvest aan naar de bunkers, ofwel kleine terreintjes ommuurd met grote zandzakken. Een tweede en derde knal klinken intussen, ver weg. Zeker een uur lang mag niemand de bunkers uit. Water gaat rond, een van de militairen heeft een leeslampje en een boek meegenomen, sommigen maken grapjes. Pas na het sein veilig mag iedereen er weer uit. Na de aanval wordt het kamp gecheckt op eventuele blindgangers, niet ontplofte explosieven. Die worden niet aangetroffen.

Het is niet de eerste keer dat rebellen raketten afschieten in de richting van internationale troepen in Mali. Vorige maand viel er nog een nabij het Franse kamp. De raketten zijn vaak geplunderd wapentuig uit de Libische oorlog. Doorgaans hebben rebellen wel de raketten, maar geen lanceerinstallaties. Soms worden zelfs pvc-buizen gebruikt om de raketten te ‘richten’.

Niet ver buiten Tessalit, honderden kilometers ten noorden van Gao, is woensdagnacht een Franse soldaat om het leven gekomen toen het voertuig waarin hij zat op een bermbom reed. Dat deel van Mali geldt nog steeds als zeer gevaarlijk. Voor Gao, waar de Nederlandse militairen hun kamp hebben opgeslagen, is dat minder het geval. Luchtalarm zoals dat woensdagnacht klonk, kwam in dit kamp nog niet eerder voor. Twee avonden tevoren leek de acute dreiging van een aanval op het kamp even vergeten. Een handvol militairen zit dan op een groot scherm naar het Eurovisie Songfestival te kijken in de open cafetaria van Kamp Castor bij Gao. Als Ilse DeLange en Waylon beginnen, trekken er nog wat mensen een stoel bij. „Zo. Effe nationalisme tonen.”

Niet ver buiten Tessalit, honderden kilometers ten noorden van Gao, is woensdagnacht een Franse soldaat om het leven gekomen toen het voertuig waarin hij zat op een bermbom reed. Dat deel van Mali geldt nog steeds als zeer gevaarlijk. Voor Gao, waar de Nederlandse militairen hun kamp hebben opgeslagen, is dat minder het geval. Luchtalarm zoals dat woensdagnacht klonk, kwam in dit kamp nog niet eerder voor. Twee avonden tevoren leek de acute dreiging van een aanval op het kamp even vergeten. Een handvol militairen zit dan op een groot scherm naar het Eurovisie Songfestival te kijken in de open cafetaria van Kamp Castor bij Gao. Als Ilse DeLange en Waylon beginnen, trekken er nog wat mensen een stoel bij. „Zo. Effe nationalisme tonen.” „Zij lacht altijd. Maar hij is net een mormoon, met die hoed. Malloot.” Als het nummer is afgelopen, roept een ander: „Iedereen nog wakker?” Hij wist zweet van zijn voorhoofd. Het is een graad of 30.

De Nederlandse militairen die het kamp nabij de Malinese stad Gao opbouwen, werken in het stof en de verzengende hitte. Rond 7 uur in de ochtend is het al tegen de 30 graden, aan het eind van de dag ook. Op het warmste moment kan de temperatuur oplopen tot ver boven de 50 graden en is de eettent een warme bakoven. Dat heeft zijn weerslag op het leven in het kamp. Vrijwel iedereen loopt rond met een anderhalve literfles water. Daarvan worden de bewoners geacht er minstens vier per dag te drinken. Tussen 12 en 15 uur wordt het werk tot een minimum beperkt.

„Het kost tussen de drie en tien dagen om te acclimatiseren”, zegt militair arts kapitein Dijkstra. „Afhankelijk van het werk wat je doet. Maar onze militairen hier hebben al een goede basisconditie, anders worden ze niet eens uitgezonden.” Hij heeft dan ook nog geen uitvallers op bezoek gehad, hooguit wat mensen met hitte-uitslag. „Ze zijn het gewend te zweten. Voor mij is belangrijk: ze moeten drinken voor ze dorst krijgen. En ze moeten de kleur van hun urine checken. Is die donkergeel, dan drinken ze niet genoeg.”

Het kamp is in een maand of drie uit de grond gestampt, op een plek waar tot op dat moment alleen lage struiken tussen het duinzand stonden. Sergeant Jeroen, groepscommandant infanterie, geeft leiding aan een groep van twaalf man, straks nog negen, die het kamp mee beveiligt. „Toen we hier net waren was er nog niets, we bewaakten hier in het open veld de vrachtwagens. Om te voorkomen dat er brandstof zou worden gejat. De Nederlanders zijn hier om inlichtingen te verzamelen, dus mijn missie is geslaagd als we daar aan bij kunnen dragen. En als de groep heelhuids terugkomt. Dat is in Uruzgan helaas niet gelukt.”

Kamp Castor is nog niet af; de woontenten worden spoedig vervangen door scherfwerende containers, omdat eerder het Franse kamp en de stad met raketten werden beschoten. En op verschillende plekken wordt nog beton gestort. „We werken met twee lokale aannemers”, zegt Wouter Eidhof, projectleider bij de genie. „Het storten van beton kun je beter lokaal uitbesteden dan duur mensen in te laten vliegen. Wij begeleiden de bouw, uiteraard. Hier en daar geven we tips over hoe het beter kan, efficiënter.”

Ook de lokale middenstand profiteert van de aanwezigheid van de Nederlanders. Sigaretten, telefoonkaarten en bouwmaterialen, de lage stoeltjes in de cafetaria, het hout voor tijdelijke afdakjes: allemaal lokaal ingekocht. Dus zit Abdul Aziz Gaakoye (26) een paar kilometer van het kamp, in het centrum van Gao, met een brede glimlach in zijn winkel. „Gisteren heb ik nog 8.250 blikjes fris verkocht aan het kamp. Wij worden de vaste leverancier. Ook van Redbull enzo.” Acht maanden lang was zijn winkel dicht, toen rebellen de stad bezetten. Financieel een harde tik, al heeft zijn familie ook winkels in het niet bezette Bamako en Mopti. „Ik heb een dochtertje van een jaar en twee maanden, ben getrouwd. Dus dit soort klanten is prettig.”

Buiten het afnemen van de lokale middenstand probeert de VN zo min mogelijk invloed te hebben op de omgeving. Het waterpunt dat is geslagen gaat een meter of zeventig de grond in, zodat het geen water onttrekt aan de (ondiepere) bronnen waar de Malinezen zelf hun water uit putten. Het afvalwater wordt gefilterd, voor het teruggaat de grond in. En dixie-toiletten zijn taboe, omdat de chemicaliën niet in Mali verwerkt kunnen worden.

Omdat de normale toiletten in het kamp nogal eens defect zijn deze dagen, moeten de bewoners in de weer met plastic zakken als ze naar de wc moeten. Onder hete afdakjes van lokaal hout.

Artikel uit het Brabants Dagblad van 9 mei 2014

Tuesday, April 22, 2014

Mali-missie nog druk met opbouw

Een maand te laat arriveren vandaag de Nederlanders in Gao. Werken voor de VN blijkt veel
lastiger dan gedacht.

Van onze verslaggeefster Natalie Righton 

De voorbereiding van de Nederlandse missie in het Afrikaanse Mali verloopt stroever dan Defensie had gedacht. Door tegenslagen zijn de militairen die er vandaag arriveren voorlopig druk met het opbouwen van het kamp, het uitpakken van containers en het verkennen van de omgeving. Het echte werk, inlichtingen verzamelen over terroristen, begint pas na de zomer, vermoedelijk in oktober. Nederland stuurt ongeveer 450 militairen naar Mali, onder wie 90 commando’s en 70 analisten en inlichtingenfunctionarissen.

Aanvankelijk zouden zij in maart afreizen. De voornaamste reden voor de moeizame start is de bureaucratische molen die militairen moeten doorlopen om spullen aangeleverd te krijgen in Mali. De missie valt onder het commando van de Verenigde Naties. Volgens hun regels moeten grote transportklussen openbaar worden aanbesteed, een tijdrovende procedure. Vervolgens moet materieel duizenden kilometers over slechte wegen naar het kamp in de noordelijke stad Gao worden vervoerd. Ook dat gaat langzamer dan gedacht.

‘Er is geen recht stuk hout te krijgen in Mali. Dus dat spul moeten we importeren om het kamp op te bouwen’, vertelt een betrokkene. 'Bij de Afghanistanmissie reed je een lading hout naar de Rotterdamse haven. Daar lag altijd wel een schip van een NAVO-bondgenoot om het mee te verschepen. Je regelde en betaalde het vervoer dus zelf. Van de VN moet zo'n klus aanbesteed worden. Dan kunnen commerciële bedrijven bieden om het hout naar Mali te brengen. Het komt er wel, maar het duurt allemaal een stuk langer.'

Defensie bevestigt dat ‘het transport onder VN-verantwoordelijkheid valt. Een schip moet door de VN besteld worden. En ja, dat gaat via openbare aanbesteding’, aldus een defensiewoordvoerster. Volgens haar komt de missie daardoor niet in de problemen en is er alleen ‘enige vertraging’.

‘Als vertrekdata steeds worden uitgesteld, is dat lastig voor de militairen, maar ook voor hun familie. Je richt je toch op zo’n vertrek- en terugkeerdatum’, zegt voorzitter Anne-Marie Snels van de militaire vakbond AFMP. ‘Velen zijn nu blij dat ze weten waar ze aan toe zijn.’ Volgens Jean Debie, van de militaire vakbond VBM, voelen de militairen die naar Mali gaan zich ondanks de vertraging ‘goed voorbereid’.

Medische helikopters
De missie kampt met meer opstartproblemen. De leider van de VN-missie, Bert Koenders, heeft zijn twaalfduizend manschappen nog niet bijeengesprokkeld. Wat voor gevolgen dit mogelijk heeft voor de Nederlandse inzet is nog onduidelijk.

Ondertussen doen de Fransen niet wat ze hadden beloofd: Nederland helpen met medische evacuatie als er gewonden zijn. De Franse medische helikopters blijken een paar dagen per maand elders in Mali actief, waardoor ze Nederlanders dan niet kunnen helpen. De VN beschikken ook over andere medische helikopters, maar die zijn niet inzetbaar onder gevechtsomstandigheden en kunnen ‘s nachts niet landen in open terrein.

Nederland heeft daarom eind maart besloten drie Chinook transporthelikopters naar Mali te sturen om de eigen medische evacuatiecapaciteit te garanderen, voor onder anderen de commando’s die in gevaarlijk, afgelegen gebied gaan werken. De Chinooks zijn in oktober volledig operationeel.

Vanwege beschietingen in Gao, de stad waar Nederlanders zijn gelegerd, is half april besloten de militairen binnenkort niet meer in tenten, maar in containers te huisvesten die bestand zijn tegen raketinslagen. Defensie verwacht dat de frequentie van de beschietingen zal toenemen, al wordt de kans dat een raket in het kamp belandt, klein geacht. De beschermende containers zijn nog niet gearriveerd.

De kosten van het sturen van de Chinooks en containers zijn ruim 58 miljoen euro. Dit kan nog oplopen omdat water, voedsel en infrastructurele werkzaamheden duurder uitvallen dan verwacht. Defensie denkt de extra kosten binnen het budget te kunnen opvangen. In totaal kost de missie ruim 215 miljoen euro tot eind 2015.

Het is voor het eerst sinds lange tijd dat Nederland weer een grote missie uitvoert in VN-verband. De samenwerking verloopt daardoor minder soepel dan met de NAVO.

Artikel uit de Volkskrant van 23 april 2014

Wat kan Nederland in Mali betekenen?

Kees Broere

De belangrijkste taak voor de Nederlanders in Mali is: inlichtingen verzamelen. Is dat effectief in een conflict dat wacht op een politieke doorbraak?

‘Een groot gat’ in het centrum van de stad. Zo omschreef een lokale Malinese politicus de schade die ruim een week geleden werd aangericht, toen van buiten Gao een raket werd afgevuurd op deze Noord-Malinese plaats. De aanval, door een onbekende vijand, valt te zien als een gewelddadig welkom aan de Nederlandse militairen.

Gao is met negentigduizend inwoners de belangrijkste stad in het noorden van Mali. In 2012, nadat in de zuidelijke hoofdstad Bamako een staatsgreep had plaatsgevonden, werd de plaats ingenomen door Toeregs die zeggen te strijden voor autonomie. Radicale, aan Al Qaida gelieerde islamieten kregen daarna de macht.

Eind januari vorig jaar al leek het gedaan met de bezetting van noordelijke woestijnsteden in Mali.  De herovering van Gao was te danken aan het optreden van de Franse krijgsmacht. Zonder het ingrijpen van de vroegere koloniale heerser zou mogelijk heel het West-Afrikaanse land door islamisten onder de voet zijn gelopen.

De bescherming van Gao is nu een taak voor het Malinese regeringsleger en voor de troepen van Minusma, de ‘stabilisatiemissie’ van de Verenigde Naties waarvan het Nederlandse contingent in Mali deel uitmaakt. Sommige Nederlandse militairen zullen in het veilige Bamako werken, de meeste worden in Gao gestationeerd.

De vijand is er verdreven maar niet verslagen, zo blijkt onder andere uit de recente raketaanval. Toch is Gao niet de plaats waar voor de bevolking en voor VN-militairen het meeste gevaar te duchten valt. De vraag is dan ook wat de belangrijkste Nederlandse taak, het verzamelen van inlichtingen over mogelijk nieuwe aanvallen van jihadisten, in deze omgeving kan betekenen.

Vanuit Den Haag is gesproken over het opereren van Nederlandse eenheden ‘achter de linies’. De term wekt de indruk alsof in de buurt van steden als Gao nog steeds grotere groepen islamistische strijders actief zijn. Maar dat is niet het geval. De bases van de groepen die Noord-Mali en dus ook Gao nog onveilig kunnen maken, bevinden zich veeleer in het buurland Niger, in Algerije; of in het zuiden van Libië. Het mandaat van de VN-troepen strekt zich niet tot buiten Mali uit.

Gao ligt in ‘het zuiden van het noorden’ van Mali. Hoe meer verderop naar het noorden, naar de grens met Algerije, des te groter de kans dat militairen op radicaal-islamitische strijders stuiten. In dat gebied zijn vooral Franse elitetroepen actief. De Franse krijgsmacht opereert nadrukkelijk buiten Minusma en zal de informatie die zij heeft, zo is gebleken, maar mondjesmaat delen met Minusma-eenheden als die van Nederland.

Koenders
De Nederlandse bijdrage is wel zeer welkom voor Bert Koenders, de vroegere PvdA-minister voor Ontwikkelingssamenwerking, die het civiele hoofd van de VN-missie is. De helpende militaire hand voor een Afrikaans land als Mali, uitgestoken door een westers land als Nederland, zal Koenders mogelijk sterken bij zijn tot nu toe weinig succesvolle pogingen om de regering van Mali te bewegen tot serieuze vredesonderhandelingen met Noord-Malinese opstandelingen.

Het afgelopen jaar is het daarvan nauwelijks gekomen. Dit heeft er onder meer toe geleid dat Toeareg-groepen als de MNLA, die in principe bereid zijn zonder geweld over een autonomie-akkoord te spreken, zich herbewapenen en mogelijk nieuwe aanvallen zullen uitvoeren. Radicale groepen, zoals Al Mourabitoun van de Algerijnse terrorist Mokhtar Belmokhtar, erkennen het gezag van de burgerregering in het zuiden van Mali niet eens.

Bij eerdere opstanden in het noorden van Mali is steeds gebleken dat geweld van rebellengroepen en tegengeweld van militairen, Malinese dan wel buitenlandse, geen van beide partijen ooit de definitieve overhand heeft gegeven. Ook dit keer is duidelijk dat alleen een politiek akkoord het conflict tot bedaren kan brengen. Nederland draagt bij aan een stabilisatiemissie. Maar het verzamelen van inlichtingen over activiteiten van radicaali slamitische strijders kan tot die stabilisatie slechts een eerste aanzet geven.

Artikel uit de Volkskrant van 23 april 2014

Zij gaan naar Mali. Zij nemen deel aan de VN-missie

Remco Ik wil dat mijn aanwezigheid nut heeft gehad

Remco (30) uit Zwijndrecht is specialist brand- en bedrijfsstoffen; hij is verantwoordelijk voor de brandstof die in de Apaches gaat. Vandaag vertrekt hij naar Mali.

Een maand geleden kreeg Remco tijdens een interne briefing een foto te zien van een zandvlakte met een boompje: ‘Dit is de eetzaal’, was het bijschrift. Het was een bericht van de militairen die het kamp aan het opbouwen waren. Grapje, natuurlijk.

De foto is illustratief voor hoe ongrijpbaar de situatie is in het land waar Remco vandaag heengaat nog voor hem is. Hij kan zich moeilijk een voorstelling maken van de plek waar hij straks ruim drie maanden verblijft. Wat Remco wel weet: „Ik wil ervoor zorgen dat ik uit Mali wegga met het gevoel dat het nut heeft gehad dat ik er was. Dat ik weet: de tanks zijn goed gevuld. Maar ik heb niet de illusie dat mijn aanwezigheid daar iets zal veranderen.”

Hoe de dagindeling er uit gaat zien, is voor Remco nog niet duidelijk. „Ik ben de eerste van mijn onderdeel die erheen gaat.” Hij begint ’s ochtends vroeg en hij is ’s avonds laat klaar, zoveel is zeker – al kan het voorkomen dat een Apache ’s nachts moet worden bijgevuld met brandstof. Na het wakker worden gaat hij „HPG’en” – vaktaal voor ‘hygiëne en preventieve gezondheidszorg’. „Je moet er meer aandacht aan besteden dan hier thuis. Je zit in een grote warme zandbak met allemaal beestjes.” Remco heeft het advies gekregen om per 24 uur negen liter water te drinken tegen uitdroging. „Mensen die er ervaring mee hebben, zeggen dat het na zes of zeven liter tegen gaat staan, maar eerder echt niet.”

Remco was de oudste in zijn opleidingstraject, hij besloot relatief laat, op zijn 26ste, om militair te worden. Hij was transportplanner maar wilde iets anders en defensie was een jongensdroom die nooit in vervulling was gegaan. „Haal eerst maar een papiertje”, hadden zijn ouders gezegd. „Gelukkig heb ik deze keuze uiteindelijk toch gemaakt. Het groepsgevoel dat heerst in deze maatschappij ben ik in de burgermaatschappij nooit tegengekomen. Hier werk je elkaar niet tegen, je werkt samen.”

Waarschijnlijk zal Remco het kamp tijdens de ruim drie maanden dat hij er is niet verlaten. Alleen in het onverwachte geval dat een helikopter verder van het kamp af moet dan de brandstof toelaat, bijvoorbeeld om commando’s te ondersteunen, gaat Remco er achteraan. Maar hij hoopt dat hij niet van het terrein af hoeft.

„Honderd nachtjes slapen en dan is pappa weer terug.” Dat heeft Remco tegen zijn zoon van vijf gezegd. Zijn andere kindje is nog een baby, dus daar hoeft hij niets aan te vertellen. Dat is moeilijk. Maar zijn thuissituatie is stabiel, dus hij ziet de uitzending als een test waarvan hij denkt dat zijn gezin het aankan. „Ik verheug me het meest op het moment dat ik weer terug ben.”

Roy Ik ben niet bang dat me iets zal overkomen

Roy (24) uit Gemert zit bij het herstelpeloton. Hij is automonteur en kan als een van de weinigen in Nederland het pantservoertuig Bushmaster repareren. Hij vertrekt vandaag naar Mali.

Vorige week vrijdag heeft Roy een avondje met zijn ouders en zijn vriendin rond de tafel gezeten om de ‘handleiding nabestaanden’ te bespreken. Iedere militair die naar Mali gaat wordt „dringend verzocht” het formulier in te vullen, zegt Roy.

„Er wordt gevraagd naar praktische informatie voor nabestaanden. Wil je dan een crematie of begrafenis? Met militaire eer of beperkte militaire eer? Waar moeten ze naartoe bellen om mijn Telfort-abonnement op te zeggen? Heb je een samenlevingscontract en zo ja, waar ligt het?” Dat was een rare avond, vindt Roy. „Het is voor een 24-jarige niet zo normaal om over zijn begrafenis na te denken.”

Roy heeft nog niet het hele formulier ingevuld. Hij wil worden begraven, maar hij weet nog niet welke muziek er gespeeld moet worden. „Tussen welke nummers ik nog twijfel, houd ik voor mezelf.”

Roy ging bij defensie toen hij 17 was. Hij deed een oriëntatiejaar bij de landmacht en twijfelde tot het laatste moment of hij iets met sport en beweging zou gaan doen in de burgermaatschappij, of toch iets technisch. Zijn docenten adviseerden hem om voor automonteur te leren.

Het is de eerste keer dat Roy wordt uitgezonden, dus hij weet niet of de missie hem zal veranderen. „Vrienden van me bij de landmacht, die naar Afghanistan zijn geweest, kunnen niet echt meer aansluiting vinden bij hun vriendengroep in de burgermaatschappij. Ze kunnen niet over alles met hun vrienden praten, bijvoorbeeld over het verlies van een collega.”

„Burgers denken snel dat het gevaarlijk is, zo’n missie, maar over het algemeen valt het wel mee. Ik ben niet bang dat me iets zal overkomen, maar de ziektes die je daar op kunt lopen zijn me wel bijgebleven. We hebben een week lang powerpointpresentaties over Mali gekregen en daarin zaten foto’s van wat er met je lichaam kan gebeuren. Er kan een soort virus worden overgebracht door kleine bijtende zandvliegjes, dan stroopt je hele vel af.”

Roy houdt zich niet heel erg bezig met de politieke situatie in Mali en weet niet wat deze missie in het land zou kunnen veranderen. Dat is ook niet echt niets waar over wordt gepraat op de basis in Nederland, zegt hij. „Zolang de auto’s kunnen rijden, heb ik mijn taak volbracht.”

Tristan Ik zit niet bij defensie om alleen maar te oefenen

Tristan (28) uit Tilburg is Apachepiloot bij het 301 squadron, begin mei vertrekt hij naar Mali om inlichtingen te verzamelen.

Als Tristan in zijn aaneengesloten, groene flight suit de straat opgaat, kijken de mensen hem verbaasd aan. Alsof hij naar een verkleedfeestje gaat. „Het leger zit niet in ons systeem.” In Amerika, waar hij vliegtraining had, was dat heel anders. „Daar word je door iedereen aangesproken en bedankt.”

Tristan vindt het niet erg als mensen kritische vragen stellen over zijn beroep. „Juist goed dat Nederlanders hun standpunt naar buiten brengen.” Aan vrienden legt hij graag uit waarom hij bij het leger is gegaan. „Ik wil gewoon heel graag mensen helpen. Dit klinkt misschien als een promotiepraatje, maar dat is het écht niet.”
Tristan zit tweeënhalfjaar op de basis en is nog nooit uitgezonden. Het begon wel te kriebelen, want „je wordt niet opgeleid om alleen maar te oefenen”. Toen eind 2013 bekend werd dat vliegbasis Gilze-Rijen piloten zou leveren, dacht Tristan: ‘Nu gaat het eindelijk echt gebeuren. Nu gaan we écht dingen doen.’

Tristan en de tien andere Apachepiloten waarmee hij begin mei naar Mali vertrekt, gaan rondvliegen en informatie verzamelen. Er zit een camera op de neus van hun toestel waarmee wordt gefilmd wat er op de grond gebeurt. Zelf kunnen ze commentaar opnemen bij de beelden. „De VN bepaalt waar wij naar moeten kijken. Dan zeggen ze bijvoorbeeld: ga eens naar het gebied hier en hier, want er zijn problemen. Of: ga eens kijken hoe het dagelijks leven eruitziet. Zijn er mensen die abnormaal gedrag vertonen? Het kan ook zijn dat we moeten letten op de kleding die de mensen dragen.” Analisten bekijken daarna de beelden.

Het kan ook zijn dat Tristan en zijn collega’s de verkennende commando’s op de grond moeten begeleiden. „Als zij problemen hebben, hangen wij er ter beveiliging boven. Je hoopt dat de eventuele vijand daardoor wordt afgeschrikt. Maar het kan ook zo zijn dat je de wapensystemen moet gebruiken. Om nou te zeggen dat je daar zin in hebt – elk gezond persoon zal zeggen van niet.”

Tristan vindt het spannend, maar hij is niet bang. Zijn omgeving maakt zich wel zorgen. „Vliegers kunnen heel bot en direct zijn, omdat dat in de kist zo moet. Als je denkt: dit hoort niet, moet je dat meteen kunnen zeggen.”

„Omdat mijn vriendin bij de luchtmacht werkt, kan ik direct en eerlijk zijn over de situatie daar – zonder het slecht te bedoelen – en dan snapt ze dat. Maar als ik iets moet uitleggen aan mijn ouders doe ik soms een stapje terug. Als er in Mali de afgelopen tijd iets gebeurde, wat af en toe wel zo was – rocket attacks op het kamp zelf bijvoorbeeld – zei ik dat niet meteen tegen ze. Pas als ze erover lezen vertel ik het. Ik wil ze niet onnodig ongerust maken.”

Interviews: Kim Bos

Artikel uit NRC Next van 22 april 2014

Uitzendkracht in uniform

Op de missie naar Mali gaan ook elf deeltijdmilitairen mee, reservisten. Wat beweegt hen? Voor sommigen is het een vervulling van een jongensdroom, anderen willen een completer mens worden.

Door onze redacteur Emilie van Outeren 

DEN HAAG. Als financieel manager Ad Verhagen volgende week woensdag uit zijn werk komt, hangt hij zijn pak in de kast en gooit hij zijn nette overhemd in de wasmand. De volgende ochtend hijst hij zich in een groen-beige woestijnuniform van de landmacht, trekt legerkisten aan en zet een blauwe baret op. Dan verandert hij van manager bij een zorginstelling in een majoor die voor bijna een half jaar op een gevaarlijke missie naar Mali vertrekt. „Een reservist, maar niet te onderscheiden van een echte militair”, zegt hij trots.

Verhagen (53) is één van de elf reservisten die deel uitmaken van de eerste lichting van bijna 450 militairen die de komende weken naar Mali vertrekken. De grootste groep voor de VN-missie in het Noord-Afrikaanse land vliegt daar vandaag naartoe. Verhagen gaat volgende week donderdag. Tussen de commando’s, de inlichtingenanalisten en de helikopterpiloten zitten een paar parttime-militairen. 

De opdracht van de Nederlandse missie is Mali is in kaart brengen waar de islamitische terroristen zich ophouden en langs welke routes drugs, wapens en mensen gesmokkeld worden. Ze zijn, zoals minister Jeanine Hennis-Plasschaert (Defensie, VVD) het omschrijft, „de ogen en oren” van de Verenigde Naties in Mali.

Onderlinge spanningen
Ook Ad Verhagen moet informatie verzamelen onder de Malinese bevolking. „Maar niet om een beeld van de dreigingen te krijgen – hoewel ik dat natuurlijk tegen kan komen – maar om te zien waar de echte nood ligt, wat de onderlinge spanningen zijn.” Eerdere missies in voormalig Joegoslavië en Afghanistan hebben geleerd dat een militaire poging om een gebied veilig te maken, en te houden, weinig zin heeft als de bevolking geen kans op economische 
ontwikkeling heeft.

Ad Verhagen is er nog nooit geweest, maar kan zich wel een voorstelling maken van de problemen die in Mali spelen. „Bijvoorbeeld dat mensen die land verbouwen last hebben van degenen die veeteelt drijven, omdat hun gewas steeds door dieren wordt opgegeten.” Dat soort conflicten oplossen is tegenwoordig óók een taak van defensie. Alleen heeft het leger daar niet de juiste mensen voor.

Het zijn heus echt niet allemaal vechtmachines, maar de gemiddelde soldaat heeft weinig met ontwikkelingswerk. „Militairen zijn er in de eerste plaats om voor de veiligheid te zorgen, dat gaat niet goed samen met een gesprek voeren”, zegt Verhagen. „De norse beveiliger bij de deur van de V&D kan ook niet gezellig met iedereen een praatje maken, want dan doet hij zijn werk niet meer goed.”

Verhagens band met defensie begon net als bij de meeste reservisten bij zijn dienstplicht, begin jaren 80. In die tijd bleef men na dienst oproepbaar. Maar na het einde van de Koude Oorlog was het op peil houden van de reservistenpoule geen prioriteit van de krimpende krijgsmacht. „Ze hadden ons niet meer nodig”, zegt Verhagen. „Maar nu is er bij een kleiner beroepsleger juist weer behoefte aan specialisten.”

Dat beaamt Dick Scherjon (58). Hij is lobbyist bij de Rabobank en als reserve-kolonel het hoofd van het ‘reservistenbureau’ dat vorig jaar door Defensie werd opgericht. Scherjon heeft warme gevoelens voor zijn diensttijd én hij heeft de ondernemersdrang om zelfs bij defensie een gat in de markt te zien. Met die instelling is hij met de landmacht in Bosnië en Afghanistan geweest om economisch advies te geven. En die ervaring gebruikt hij nu om anderen te overtuigen zich ook af en toe beschikbaar te stellen voor het vaderland. „Aan animo geen gebrek”, volgens hem.

Scherjon hoopt het aantal reservisten uit te breiden van de overgebleven 6.000 naar 20.000. In een periode dat de natuurlijke aanwas van ex-dienstplichtigen is opgedroogd. Daarvoor moet hij niet alleen vrijwilligers vinden. Hij moet ook beroepsmilitairen overtuigen dat reservisten toegevoegde waarde hebben. En bedrijven en families zover krijgen dat ze iemand soms maanden kunnen missen. Werkgevers kunnen overigens financiële compensatie krijgen als iemand langer dan drie maanden afwezig is.

„Een bedrijf besteedt ook de postbezorging en de catering uit, dus militairen moeten niet bang zijn om specialisten van buiten toe te laten. Die missie naar Mali is maar een paar jaar, daarna heb je geen tolken, trauma-artsen, waterdeskundigen en gespecialiseerde antropologen meer nodig, dus die moet je ook niet in vaste dienst nemen.”

Defensie wil meer reservisten en voert er ook campagne voor, maar binnen de krijgsmacht wordt wel eens laatdunkend of afwijzend over ze gepraat. Het zouden hobbyisten zijn die zo nodig af en toe een wapen willen vasthouden. Of ze worden gezien als bedreiging, omdat ze aantonen dat voor bepaald militair werk een goede conditie en een paar dagen cursus per jaar voldoende zijn.

Wie Scherjon hoort praten, denkt dat hij de genie in gedachten al bijna heeft afgeschaft. „Waarom moet je permanent mensen in dienst hebben die een kamp kunnen bouwen, als je een ex-militair die nu bij Strukton of Heijmans werkt een paar weken als reservist kunt inzetten.” Zulke ideeën leveren in een steeds bezuinigende organisatie scheve ogen op. „Ze pikken onze banen in, hoor je dan”, zegt Scherjon. Dat zal nooit helemaal gebeuren, want reservisten blijven vrijwilligers die zelf bepalen wanneer ze inzetbaar zijn. Een soldaat wordt uitgezonden, een reservist wordt gevraagd.

Jongensdroom
Jan Pieter Slootweg (48) sloot zich een paar jaar geleden aan als luchtmachtreservist. Tot zijn spijt was hij in zijn jeugd uitgeloot voor de militaire dienst. Hij werd grafisch ontwerper, maar de krijgsmacht bleef trekken. „Noem het een niet eerder vervulde jongensdroom”, zegt Slootweg.
Zijn eigen bedrijf laat echter niet toe dat hij maanden van huis is. Wel wordt hij regelmatig ingeschakeld als bewaker op een militair vliegveld, of bij militaire ceremonies. Zo staat hij met Dodenherdenking in vol ornaat op de Dam en bewaakt hij tijdens Veteranendag het Binnenhof. „Je levert een bijdrage , je maakt nog eens wat mee, je komt nog eens ergens en je doet er toe”, vat hij de ervaring samen.

Ad Verhagen verlaat volgende week al voor de derde keer zijn baan en zijn gezin. Twee keer ging hij voor defensie naar Uruzgan en nu dus naar Mali. Deze keer is vertrekken ingewikkelder, omdat zijn vrouw vorig jaar is overleden. Zijn drie volwassen kinderen wonen nog thuis. „De oudste had het er wel even moeilijk mee. ‘Wat als jou het ergste overkomt?’, vroeg hij.” Dan zouden zijn zonen en dochter er alleen voor staan. „In een missiegebied is het misschien af en toe spannend, maar voor de achterblijvers is het continu onzeker.” Zijn kinderen steunen hem toch.

Bijna net zo belangrijk is de medewerking van zijn werkgever, voor de derde keer in zes jaar. „Ik werk er al heel lang, dat helpt, en ik denk dat mijn werkgever ook ziet dat ik zo een grotere bijdrage lever aan Nederland. En dat ik er een completer mens van word”, zegt Verhagen.
De overgang van het gewone leven naar de hiërarchische defensie-organisatie valt hem niet zwaar. „Ik word daar als collega behandeld, en niet als een vreemde.” Sterker nog, de terugkeer is de vorige keren bevreemdender gebleken. „Als militair zit je na een uitzending weer op de kazerne met mensen die hetzelfde hebben meegemaakt. Bij mij vragen collega’s als ik terugkom er wel even naar, maar het beklijft niet. Ik mis dan iemand tegen wie je kunt zeggen: ‘weet je nog, toen we in Mali waren’.”


Missie naar Mali 450 militairen naar Afrika, groot deel vertrekt vandaag

Nederland stuurt ongeveer 450 militairen naar Mali voor de missie waar de Verenigde Naties vorig jaar toe besloot toen een burgeroorlog dreigde. Vandaag vertrekt het grootste deel van het personeel, binnenkort volgt de rest. Eind mei moet de missie gaan lopen.

Mandaat
De VN treedt in Mali op om de bevolking te beschermen en de verhouding te verbeteren tussen de centrale regering en de gemarginaliseerde Toearegs in het noorden. De VN-troepen mogen niet alleen zichzelf verdedigen, maar ook „alle noodzakelijke middelen” inzetten om de lokale burgers te beschermen. Een „robuust mandaat” dat bij eerdere VN-missies wel eens ontbrak.

Missie
De Nederlandse taak binnen de VN-missie is het verzamelen van inlichtingen voor alle internationale troepen. Met commando’s, analisten en helikopters worden bedreigingen en criminaliteit rond de noordelijke stad Gao in kaart gebracht.

Mensen
Er gaan zo’n 450 Nederlandse militairen naar Mali; 90 zijn van de commando’s, de speciale eenheid van de landmacht die onder de zwaarste omstandigheden kan vechten. In deze missie zijn ze bedoeld voor lange afstandsverkenningen, maar gezien het VN-mandaat kunnen zij ook worden ingezet in het heetst van de strijd; 70 inlichtingenanalisten moeten informatie verzamelen en duiden; 60 man gaan mee voor de vier Apache-gevechtshelikopters en nog eens 70 voor de drie Chinook-heli’s die voor transport en eventuele evacuatie zorgen. Dan zijn er nog de marechaussee, ondersteunend personeel en officieren op het hoofdkwartier.

Middelen
De missie duurt in principe tot eind 2015 en kost naar schatting 215 miljoen euro.

Artikel uit de NRC van 22 april 2014

Saturday, April 19, 2014

Bureaucratie in de woestijn

door Niels Klaassen

DEN HAAG - De reis duurde 36 uur in plaats van 12. Maar uiteindelijk kwam luitenant Peter Vos afgelopen dinsdag toch aan op het Nederlandse kamp in Gao. "De VN had niet meteen transportmogelijkheden toen we aankwamen", vertelt hij aan de telefoon vanuit Mali.

De komende weken vertrekken alle ruim vierhonderd Nederlandse militairen naar Mali en kan de missie beginnen. Daar wacht de soldaten behalve de dreiging van terrorisme en de snikhete woestijn ook een 'logistieke uitdaging'. Zo stond het materieel eerder al dagenlang op de kade in Eemshaven te wachten totdat er een schip geregeld was om het naar Mali te brengen. Vos: "De VN is een veel grotere organisatie, er doen dik dertig landen mee, er lopen verschillende missies tegelijk. Ze werken op een andere manier dan wij gewend zijn. Dat maakt het wat ingewikkelder." Dat is een verschil met een NAVO-missie, zoals Nederland die in Afghanistan deed. In Den Haag wordt achter de schermen wel gemopperd op de VN om het bureaucratische en stroperige karakter. Maar, zegt Vos, 'we gaan vanzelf ons eigen plan trekken'.

De luitenant leidt een eenheid van negentien man die de bevoorrading en transport verzorgt. Zijn mannen en vrouwen regelen straks munitie, materieel, reserve-onderdelen en brandstof voor alle Nederlandse troepen. De omstandigheden zijn niet bepaald comfortabel, met de soms belabberde infrastructuur en de hitte. Het zweet gutst Vos na tien stappen al van het hoofd. "Normaal ren ik tien kilometer zonder te zweten."

De officiële temperatuur ligt rond de 40 graden 'maar de gevoelstemperatuur is soms wel 60'. Dat betekent: veel water drinken. Gelukkig is er airco in de tenten van de Nederlanders. Die tenten worden overigens nog vervangen door containers. Dat gebeurt 'binnenkort'. Het staal van de containers zal de soldaten beter beschermen tegen aanvallen van terroristen. Vanaf december waren er al zes beschietingen rond het kamp in Gao. Ze troffen geen van allen doel, niettemin kiest Defensie voor veiligere slaapplekken. Het wachten daarop is 'geen probleem' volgens Vos. "Er wordt alles gedaan aan onze veiligheid."

De eerste dagen in Mali vielen de luitenant eigenlijk wel mee. De airco was een pluspunt. "En er hoeft niet uit blik gegeten te worden."

Artikel uit het Brabants Dagblad van 19 april 

Baas blauwhelmen Mali: lijm schoenzolen laat los door hitte

De Nedelandse kolonel der mariniers Joost de Wolf vertrekt deze week naar het West-Afrikaanse Mali om leiding te geven aan de VN-missie Minusama. Het komende jaar is hij verantwoordelijk voor de inzet van de 11.200 militairen uit zo'n 30 landen, onder wie 450 Nederlanders.

Het doel van de missie is niet mals. De blauwhelmen moeten ervoor zorgen dat jihadstrijders niet meer vrijelijk kunnen gaan en staan waar ze willen in het West-Afrikaanse land. Daardoor moet de bevolking zich weer veilig voelen en moet het gewone leven met goed bestuur, politie en justitie op gang komen. ,,Dat is wel ambitieus,'' erkent De Wolf (52). Zijn strategie? ,,Je moet ervoor zorgen dat je dingen doet die de jihadisten niet verwachten en dus sneller zijn dan die lui.''

Het doel van de missie is niet mals. De blauwhelmen moeten ervoor zorgen dat jihadstrijders niet meer vrijelijk kunnen gaan en staan waar ze willen in het West-Afrikaanse land. Daardoor moet de bevolking zich weer veilig voelen en moet het gewone leven met goed bestuur, politie en justitie op gang komen. ,,Dat is wel ambitieus,'' erkent De Wolf (52). Zijn strategie? ,,Je moet ervoor zorgen dat je dingen doet die de jihadisten niet verwachten en dus sneller zijn dan die lui.''

De blauwhelmen zijn er in de eerste plaats om de bevolkingscentra te beschermen. Vanuit de noordoostelijke stad Gao gaan de Nederlanders informatie vergaren en analyseren voor het hoofdkwartier in Bamako, waar De Wolf zit. De Nederlandse missie begint begin mei.
Het is volgens de kolonel de eerste VN-operatie waar inlichtingengegevens uit het veld zo'n belangrijke rol spelen. Hij verwacht dat de Nederlanders, onder wie veel commando's, een groot verschil gaan maken, omdat ze met hun geavanceerde apparatuur een beeld kunnen geven van wat er in de omgeving van bevolkingscentra in het lastig toegankelijke gebied gebeurt.

Het is volgens de kolonel de eerste VN-operatie waar inlichtingengegevens uit het veld zo'n belangrijke rol spelen. Hij verwacht dat de Nederlanders, onder wie veel commando's, een groot verschil gaan maken, omdat ze met hun geavanceerde apparatuur een beeld kunnen geven van wat er in de omgeving van bevolkingscentra in het lastig toegankelijke gebied gebeurt.

Risico's
De commando's kunnen dagenlang in het veld opereren en zullen zichzelf verdedigen als ze worden aangevallen. Ze gaan aan de slag in een groot, woestijnachtig gebied waar ruim tien gewapende jihadistische splintergroepen actief zijn.

De commando's kunnen dagenlang in het veld opereren en zullen zichzelf verdedigen als ze worden aangevallen. Ze gaan aan de slag in een groot, woestijnachtig gebied waar ruim tien gewapende jihadistische splintergroepen actief zijn.

De militairen krijgen te maken met hitte, dreiging van ernstige ziektes, lastig terrein, zandstormen en ongedierte als slangen en malariamuggen. ,,Het weer en het terrein zijn beroerder dan in Afghanistan. Franse soldaten vertelden me dat de lijm van hun schoenzolen losliet door de hitte. Liepen ze opeens op blote voeten. Ook rubbers aan auto's en elektronica gingen kapot.''

Hoewel De Wolf over alle VN-militairen gaat, zal hij extra oog hebben voor de Nederlanders. ,,Ik heb niet voor niets dit rood-wit-blauwe vlaggetje op m'n mouw zitten. Maar ik kan geen orders uit Nederland aannemen. Wel houd ik rekening met wat onze bazen willen.''
De Wolf vindt het een 'enorme eer' om deze klus te mogen doen. Dat hij een jaar van huis is, neemt hij op de koop toe. ,,Maar bij mijn vriendin ging de vlag niet uit.''

Artikel uit het AD van 14 april 

Monday, April 14, 2014

Al zes raketaanvallen op Nederlandse militairen in Mali

Sinds de kerst zijn er al zes raketaanvallen geweest op het kamp van de Nederlandse militairen in Mali. Dat zegt Defensie tegen RTL Nieuws.

Vanochtend was er opnieuw een raketaanval op de militaire basis in Gao. Er zijn geen gewonden gevallen.

Er zijn nu zo'n 100 Nederlandse militairen gestationeerd in het kamp in het noordoosten van het Afrikaanse land. In het loop van deze maand zullen er rond de 300 Nederlanders worden ondergebracht.

Minusma
In totaal gaan er zo'n 380 Nederlandse militairen naar Mali als onderdeel van de VN-missie Minusma. De operatie is erop gericht de veiligheid en stabiliteit in Mali te herstellen en de bevolking te beschermen.

De Nederlanders zullen er vooral inlichtingen verzamelen.

(Artikel van RTL Nieuws, 14 april 2014)

Nederlandse blauwhelmen in Mali spotten afgeschoten raket

Een raket van radicaalislamitische rebellen is maandag op ruim een kilometer afstand ingeslagen van het kampement van de Nederlandse blauwhelmen in de Malinese stad Gao.
Sinds kerst is de stad vaker doelwit van beschietingen. Hoe vaak precies kan een defensiewoordvoerder niet zeggen.

De rebellen hebben de afgelopen tijd "zwaarder wapentuig tot hun beschikking gekregen", aldus de woordvoerder. "Het zijn een soort dikke granaten die van een houten kruis worden afgevuurd. Het is iets waar we rekening mee hebben gehouden, maar vervelend is het wel."

De projectielen zijn niet of nauwelijks te richten, waardoor ze vaak ver van hun doelwit terechtkomen. Ook nu is niet met zekerheid te zeggen of het VN-kampement het werkelijke doelwit was. "Er zijn daar veel partijen met verschillende belangen. Wij zijn niet de enigen die stabiliteit proberen te brengen. Daar zijn ook meerdere partijen in Mali zelf mee bezig", legt de woordvoerder uit.

Containers
Vanwege het toegenomen aantal beschietingen heeft het kabinet eerder besloten om de Nederlandse militairen onder te brengen in beschermende containers in plaats van tenten. De huisvesting in de containers kost nog eens 13,8 miljoen euro. Momenteel zijn er ongeveer honderd Nederlandse militairen gestationeerd in het kamp.

Het kabinet besloot eind vorig jaar op verzoek van de VN zo'n 380 mensen, voornamelijk militairen, naar Mali te sturen. Zij zijn vooral verantwoordelijk voor het verzamelen van inlichtingen rond de stad Gao.

De missie is de op drie na grootste van de VN en ging op 1 juli van start onder leiding van oud-minister voor Ontwikkelingssamenwerking Bert Koenders. In het hoofdkwartier van de VN-missie in Mali zijn momenteel al Nederlandse militairen werkzaam.

(artikel van Nu.nl op 14 april 2014)

Eerste lichting militairen onderweg naar Mali

Ruim 70 Nederlandse militairen zijn maandag vanaf Schiphol vertrokken naar Mali om mee te doen aan een VN-vredesmissie in dat West-Afrikaanse land. Het zijn de eerste militairen van de hoofdmacht die inlichtingen gaat verzamelen en analyseren voor het militaire deel van de VN-operatie. Die is erop gericht de veiligheid en stabiliteit in Mali te herstellen en de bevolking te beschermen.

De komende weken vertrekken nog eens ruim 300 militairen naar Mali. In de afgelopen maanden waren er al tientallen collega's in dat land, onder meer om bij de noordoostelijke stad Gao een kamp te bouwen. In totaal zullen er circa 450 Nederlanders aan de missie deelnemen. Onder hen zijn commando's, informatie-analisten, piloten van vier Apache-gevechtshelikopters en veel ondersteunend personeel. De meeste Nederlanders worden gelegerd in Gao, de rest in de hoofdstad Bamako.

Eind vorige maand heeft het kabinet besloten ook drie transporthelikopters naar Mali te sturen, omdat het risico bestaat dat de medische evacuatiecapaciteit niet toereikend is. Defensie verwacht dat de Chinooks in oktober helemaal inzetbaar zijn. De Nederlandse missie duurt tot eind 2015.

Oud-minister Bert Koenders leidt de VN-missie Minusma. De vredesmacht zal bestaan uit 11.200 militairen uit zo'n 30 landen. Een andere Nederlander, kolonel der mariniers Joost de Wolf, is komend jaar verantwoordelijk voor de planning en inzet van al deze militairen. De Wolf, die donderdag naar Mali vertrekt, moet bij de coördinatie van de militaire operaties ook rekening houden met de andere missies in het land. Zo traint de Europese Unie een deel van het Malinese leger en wordt geprobeerd het bestuur en het juridisch apparaat te verbeteren.

Daarnaast zijn er Franse militairen actief in Mali. Frankrijk houdt voorlopig ongeveer 1000 militairen in zijn vroegere kolonie. Het land intervenieerde ruim een jaar geleden in Mali om een opmars te voorkomen van strijders die banden hebben met de terreurbeweging al-Qaeda. Die hadden het noorden van het land veroverd.

(Artikel uit de Telegraaf van 14 april 2014)

Saturday, April 12, 2014

Mali: 'Een land helpen dat is als los zand'

Nederlandse militairen gaan volgende week naar Mali. Hun expertise uit Afghanistan lijkt nuttig, maar zal die ook worden ingezet? Misschien moeten de Nederlandse Apaches wel Chinese VN-soldaten gaan beveiligen.

Door onze redacteur 
Dirk Vlasblom

Kamp Castor is in drie maanden uit de grond gestampt door Nederlandse geniesoldaten. Het ligt vlakbij het vliegveld van Gao, een stadje aan de rivier de Niger, waar de savanne overgaat in woestijn. Ook het Franse leger heeft daar zijn tenten opgeslagen .

Vanaf volgende week* is Kamp Castor de uitvalsbasis van 450 Nederlandse militairen die deel uitmaken van de VN-missie in Mali. Die heet voluit United Nations Multidimensional Integrated Stabilization Mission in Mali (MINUSMA). Komende dinsdag vertrekt het ondersteunend personeel en op 22 april moet de hoofdmacht zijn gearriveerd.

Mali is door Toeareg-rebellen en jihadstrijders ontwricht. De missie moet het land ‘stabiliseren’. Ze moet ook voorkomen dat het dunbevolkte stuk Sahara in het noorden van Mali een springplank wordt voor terroristische acties in West- Europa. Hoe? Door het gezag van de regering in de zuidelijk gelegen hoofdstad Bamako op het hele nationale grondgebied te herstellen. Decennialang is dat gezag ondermijnd door verwaarlozing van het noorden, dat wordt bevolkt door Toeareg en Moren, Arabisch sprekende Berbers. Maar zonder politieke concessies zullen zij geen vertrouwen krijgen in de centrale regering. Het gevaar bestaat dat het noorden de VN-missie als een verlengstuk van ‘Bamako’ zal zien. Dan blijft Mali instabiel.

MINUSMA is een klassieke counter-insurgency -operatie tegen jihadisten, verpakt in een lange-termijnprogramma van state building : het versterken en moderniseren van de staat. Planners van dit soort operaties hanteren het model van een westerse staat met sterke centrale instellingen. Dat projecteren ze op gefragmenteerde samenlevingen als die van Mali.

De missie kreeg brede steun in de Tweede Kamer, maar Malikenners en analisten zijn sceptisch. „Hoe versterk je een staat die niet leeft bij de mensen op de grond?”, zegt politicoloog en oud-militair Martijn Kitzen. Hij was onder meer als inlichtingenofficier in Uruzgan en hoopt later dit jaar aan de UvA te promoveren op een proefschrift over counter-insurgency .

Juist in Afghanistan heeft Nederland ervaring opgedaan op dit gebied. Maar die expertise is in Mali niet vrijelijk in de praktijk te brengen. In Uruzgan kon Nederland als ‘lead nat ion’ een eigen lijn uitzetten. In Mali vallen de Nederlandse eenheden onder het VN-commando in Bamako.

Gaddafi
Kern van het probleem ‘Mali’ is niet de radicale islam, maar de moeizame verhouding tussen een postkoloniale staat – die wordt beheerst door elites uit het zuiden – en de Toeareg in het noorden. De Toeareg, een semi-nomadisch Berbervolk, verdeeld in clan-federaties, leven vanouds van hun kamelen en het karavaantransport door de Sahara. Pas in de jaren twintig wisten de Fransen hen te onderwerpen. Toen Frans West-Afrika uiteenviel in onafhankelijke staten, eisten de Toeareg autonomie, maar hun leefgebied werd opgeknipt en toegevoegd aan de nieuwe staten Niger, Algerije en Mali, dat in 1960 onafhankelijk werd .

In de nieuwe staat voelden de Toeareg zich ontheemd. Hun nomadenbestaan brokkelde nog verder af doordat hun weidegronden slonken door droogtes. Het maakte de Toeareg gevoelig voor de avances van de Libische leider Moammar Gaddafi. Veel Toeareg werden in de jaren 70 gerekruteerd voor diens Islamitische Legioen. Toen dat tien jaar later werd ontbonden, nam menige Toeareg dienst in het geregelde Libische leger.

Vier keer zijn de Toeareg na 1960 in opstand gekomen. Na de ‘tweede opstand’, van 1990 tot 1995, werden gewezen rebellen opgenomen in leger en politie. Maar hun leider, Iyadag Ghaly, ging eerst in dubieuze zaken en bracht het daarna tot diplomaat. Als Leeuw van de Woestijn, zoals zijn bijnaam luidde, had hij van sigaretten en drank gehouden. Als diplomaat in Saoedi- Arabië werd hij een religieuze fundamentalist. In 2011 richtte hij Ansar ad-Dine (Verdedigers van het Geloof ) op, een beweging van vooral jonge Toeareg, voor wie geen plaats was in de kamelenhandel. Van onafhankelijkheid voor Azawad, het noorden, werd zijn doel „sharia voor mijn mensen”. Hij bedoelde heel Mali.

Lang niet alle Toearegrebellen omhelsden de jihad. Na de val van Gaddafi in 2011 keerden duizenden zwaar bewapende Toeareg met gevechtservaring terug uit Libië en vormden de (seculiere) Nationale Beweging voor de Bevrijding van Azawad (MNLA). Die begon in januari 2012 een offensief in het noorden. Toen Malinese militairen in maart van dat jaar een coup pleegden in Bamako, ontstond een machtsvacuüm waarvan zowel MNLA als Ansar ad-Dine gebruik maakten. Bijgestaan door Algerijnse jihadisten van ‘Al- Qaeda in de Islamitische Maghreb’ (AQIM) veroverden zij in luttele weken het hele noorden van Mali.

Maar hun gezamenlijke front viel uiteen bij de inname van de noordelijke steden Gao en Timboektoe, waar jihadisten de sharia afkondigden. Zo kwamen seculiere en jihadistische Toeareg tegenover elkaar te staan. Toen de jihadisten oprukten richting Bamako, greep Frankrijk in. Opération Serval verdreef Ansar ad-Dine en AQIM uit Timboektoe en Gao, maar liet de Toeareg van de MNLA ongemoeid.

Sindsdien hebben enkele milities, waaronder de MNLA, een politiek akkoord gesloten met de overgangsregering in Bamako. Daarin staat dat het grondgebied van Mali ondeelbaar is, dat Mali een seculiere staat is, en dat het Malinese leger toegang zou krijgen tot Kidal, het bolwerk van de MNLA aan de grens met Algerije. Maar de MNLA is nog steeds niet ontwapend.

Srebrenica
En dan is er MINUSMA, in april vorig jaar door de Veiligheidsraad in het leven geroepen. Nederland besloot in november deel te nemen met commando’s die lange afstandsverkenningen moeten doen, vier Apache-gevechtshelikopters voor de vuursteun en een inlichtingeneenheid met analisten en geavanceerde elektronische apparatuur. Op aandringen van de Tweede Kamer besloot Defensie vorige maand ook drie Chinook-transporthelikopters te sturen, met nog eens 70 man, om in geval van nood medische evacuaties te kunnen uitvoeren. Het trauma van Srebrenica, waar Nederlandse militairen afhankelijk waren van VN-steun die niet kwam, zat diep.

Minister Frans Timmermans (Buitenlandse Zaken, PvdA) noemde deze bijdrage „in het belang van de Europese veiligheid”. Een tweede doel is ongetwijfeld te laten zien dat Nederland na jaren van relatieve afzijdigheid internationaal weer meedoet. Bij de jacht op een Nederlandse Veiligheidsraadszetel kan dat van pas komen. Politicoloog Kitzen vindt de Nederlandse bijdrage overigens goed gekozen. „Gevechtshelikopters, speciale troepen, inlichtingenmensen, allemaal dingen waar we goed in zijn. Er was hiervoor binnen MINUSMA geen capaciteit. Nederland zag die niche en is er in gedoken.”

Tweesterrengeneraal
Volgens Kitzen begrijpen de Nederlandse militairen „zeker na de missies in Afghanistan” heel goed waar het in dit soort conflicten om gaat. „Extremisten opsporen is één ding, maar banden smeden met de lokale bevolking en verbeteren van de verhoudingen tussen verschillende groepen in je operatiegebied is even cruciaal.”

Maar de speelruimte van Nederland is beperkt in Mali.De eenheden vallen rechtstreeks onder de force commander in Bamako, een Rwandese tweesterrengeneraal. „Ook al wil Nederland [zijn eenheden] als één samenhangend geheel inzetten, de force commander kan ook anders beschikken”, waarschuwde kolonel b.d. B.A. Zonnenberg in het officierenblad Carré. Dan worden bijvoorbeeld Apaches gebruikt ter beveiliging van andere VN-contingenten, zoals de Chinezen of de Tsjadiërs. Volgens Zonnenberg zal veel afhangen van de diplomatieke gaven van de Nederlandse staf-officieren in Bamako.

Intussen zijn er onder VN-toezicht parlements- en presidentsverkiezingen gehouden in Mali. De nieuwe president, Ibrahim Boubacar Keita, stelde zich al meteen onbuigzaam op. Hij beschuldigde de ‘internationale gemeenschap’ er van zijn land te dwingen te onderhandelen met de rebellen. De situatie in Kidal, waar de MNLA zich heeft verschanst en het Malinese leger niet durft te patrouilleren was „onacceptabel”. De beloofde onderhandelingen zijn nog steeds niet begonnen.

Kitzen waarschuwt voor te hoge verwachtingen. „De jacht op terroristen is gezien het terrein en de poreuze grenzen met Mauretanië, Algerije en Niger vrijwel kansloos. Deze missie zal vooral neerkomen op het verstoren van jihadisten, voorkomen dat ze in het noorden van Mali een uitvalsbasis inrichten. En dat zal op de korte termijn succesvol zijn.”

Een sterke staat Mali ligt niet in het verschiet, zegt hij: „Zorg eerst maar eens dat het sluimerende conflict niet meer actief is. Zorg voor veiligheid, zodat gemeenschappen zich er weer thuis voelen, zelf de touwtjes in handen hebben en zich verzoenen. Militairen hebben, met alle bezuinigingen, niet de middelen om lang in een gebied te blijven. Als MINUSMA ervoor kan zorgen dat er een verzoening plaatsvindt en de Toeareg hun plek krijgen in Mali, dan is dat al heel wat.”

(Artikel uit de NRC van 14 april 2014)

*Volgende week al? Het materieel voor de missie is dan vermoedelijk nog niet in Gao aangekomen. En waar de missie eerst in april van start zou gaan is dat nu verschoven naar mei.

Saturday, March 8, 2014

'We' gaan naar Mali toe, bikkelen in de woestijn

RIJEN - Eind maart vertrekken 380 manschappen van het Nederlandse leger naar Mali voor de VN-vredesmissie Minusma.

Gilze-Rijen levert 60 man en vier Apache-gevechtshelikopters van het Defensie Helikopter Commando (DHC). We spreken vier van hen.

Geen achternamen. Militairen, zeker bij uitzending, kunnen doelwit worden van bedreiging. Het kan gaan om 'vreemde telefoontjes' van onbekenden, zegt één van de vier, zonder in details te treden. Voorzichtigheid is geboden, zegt ook een woordvoerster van de vliegbasis. Behalve de orde herstellen in het Afrikaanse land behoort het behoud van cultureel erfgoed ook tot de missionstatement. Zo krijgt de missie Minusma expliciet de opdracht mee eeuwenoude graftombes (mausoleums) te beschermen.

De VN-missie richt zich niet in de laatste plaats op de bevolking en de inzet van kindsoldaten. Ruim 60 procent van de Malinezen is jonger dan 18 jaar, kindsoldaten zijn vaak niet ouder dan 14.

Stabiliteit brengen in een land met een 'mooie bevolking'. Mali verkeert sinds de dekolonisatie en het vertrek van de Fransen in 1960 in een machtsvacuüm.

In het noorden de woestijnvolkeren, nomaden met Arabisch uiterlijk, die zich, vaak gesteund door moslimextremisten, willen afscheiden. Zoals de Touareg die gelijke rechten willen, delen in opbrengst uit grondstoffen, in landbouw. In het zuiden 'zwart Afrika'.

De opbouw van het Nederlandse kamp Castor, standplaats Gao, Oost-Mali, gaat in sneltreinvaart. Beton storten voor de landingsplaats van de Apaches, uitkijktorens, een gracht rond het terrein. Een tentenkamp, shelters soms voorzien van airco.

Maar wie denkt dat de strijdmacht in een gespreid bedje komt, heeft het mis. In april kan het al 50 graden Celsius worden. "Als het met de airco in de tent tegen de 40 graden wordt, is het al meegenomen", zegt Harry, techneut van de Apaches. Omstandigheden zijn volgens hem primitief.

Een paar keer douchen in de week, beperkt watergebruik, slapen op een stretcher. Het is ruim drie maanden bikkelen. En dan terug, de aflossing. Het zal volgens Harry aankomen op teamspirit. Maar de manschappen zijn, zoals inlichtingenofficier Antonie zegt, opgeleid om in 'verzwaarde omstandigheden' te opereren, met minimale middelen. Met ook de veiligheid op het kamp zelf, die 'arbo- en milieuman' Adrie met drie collega's moet waarborgen. In die zin is Defensie niet anders dan een bedrijf.

Artikel in BN DeStem van zaterdag 8 maart