Tuesday, February 4, 2014

SOLTG 'Scorpion' gaat in Mali het verschil maken

Leo van Westerhoven
(Dutch Defence Press)

Het is definitief. Nederland gaat met ongeveer 380 militairen deelnemen aan de Mission des Nations Unies au Mali (MINUSMA), de stabilisatiemissie van de Verenigde Naties (VN) in Mali. Het merendeel van de Nederlandse blauwhelmen zullen zich daar richten op het vergaren en analyseren van inlichtingen. Door de missie te voorzien van cruciale strategische Situational Awareness plaatst ons land zich in het hart van de VN-operatie. Gezien de taakstelling en gelet op de extreem geografisch en klimatologisch zware omstandigheden is het niet vreemd dat het Korps Commandotroepen (KCT) een substantiële bijdrage gaat leveren.

Dutch Defence Press sprak met de commandant van dit keurkorps van de landmacht, kolonel drs. Jan Swillens, over de taken die zijn operators veelal onder Spartaanse omstandigheden gaan uitvoeren in het kader van de missie MINUSMA.

MINUSMA, de op drie na grootste missie van de VN, staat onder leiding van de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal van de VN, Bert Koenders. MINUSMA opereert onder een mandaat waarbij alle mogelijke middelen mogen worden ingezet om de doelen te bereiken. De militaire inspanningen staan momenteel onder leiding van de Rwandese tweesterren generaal Jean Bosco Kazura. Als Force Commander stuurt hij, vanuit zijn hoofdkwartier in Bamako, de noordelijk gelegen sectorhoofdkwartieren in Timboektoe en Gao aan. De sectorcommandant van de oostelijke sector, waar het merendeel van de Nederlandse inbreng wordt gehuisvest, is de Senegalese brigade-generaal Mamadou Sembe. De commandant voor de deelsector Gao en directe omgeving is de commandant van het Nigerese bataljon, luitenant-kolonel Barmou Moussa Salaou.

Naast het veiligstellen van Nederlandse belangen – op de grens van zwart-Afrika en het Arabisch-islamitische noorden van het donkere continent – berust de motivatie om aan deze VN-missie bij te dragen onder meer op het feit dat Mali niet opnieuw mag afglijden richting een vrijhaven voor islamitisch fundamentalisme, georganiseerde criminaliteit en terrorisme. Mali is een land dat van oudsher op een kruispunt van smokkelroutes ligt voor drugs, wapens en illegale migratie die naar de Middellandse Zee leiden. Maar ook solidariteit met de Malinese burgerbevolking was een belangrijke overweging om aan de missie deel te nemen. Deze is immers hard getroffen door armoede, onveiligheid en schendingen van mensenrechten. Allemaal redenen voor Nederland om haar steentje bij te dragen in het creëren van een veilige, stabiele omgeving, zodat in Mali ook sociaal-economische ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.

Alvorens ik dieper inga op de Nederlandse militaire bijdrage wil ik eerst een beeld schetsen van het land Mali en de achtergrond van het conflict. Mali is een land met een mondelinge traditie en in menig heldendicht worden dan ook de daden van de koningen en krijgsheren uit de verschillende tijdperken bezongen. Ondanks dat Mali rijk is aan aanwezige grondstoffen als goud en uranium is het een van de armste landen ter wereld. Mali is overigens een van de 15 partnerlanden van Nederland waar ontwikkelingsgeld naar toe gaat. Het land is ruim 30 keer zo groot als Nederland en ligt als het ware ingeklemd tussen Algerije, Burkina Fasso, Guinee, Ivoorkust, Mauritanië, Niger en Senegal. Het grootste deel van het land bestaat uit woestijn of semiwoestijn (70 %). Van de circa 15 miljoen inwoners woont er 10% in de hoofdstad Bamako. Mali is een kruispunt van meer dan 20 verschillende etnische groepen en culturen waarvan zo’n 15% nomadisch is. De bekendste nomadische volkeren zijn de Toeareg, de Bella, en de Peul. Van het sedentair levende deel van de bevolking zijn de Bambara in de meerderheid. Zij behoren samen met de Malinké en de Sarakolé tot het Manding-volk die allen tezamen ongeveer 50 % van de totale Malinese bevolking uitmaken. Van de Malinese bevolking hangt zo’n 90% het islamitisch geloof aan.

De kolonisatie door Europese grootmachten ging ook niet aan Mali voorbij. De koloniale verovering van het land door de Fransen begon aan het einde van de 19e eeuw en duurde tot 1959. sinds de onafhankelijkheid in 1960 kent Mali een lange geschiedenis van geweld. Tot 1991 heerste er een dictatuur. Daarna was het een van de meest democratische landen in Afrika. De afgelopen jaren gooiden echter onder meer in 2011 de revolutie tegen de Libische president Moammar Kaddafi roet in het eten. Vele Toearegs vochten tijdens de opstand in Libië mee aan de kant van deze alleenheerser. Toen het regime van Kaddafi ten dode was opgeschreven keerden de Toearegs met armen vol zware wapens uit Libië terug naar Noord-Mali. Maar tegelijkertijd claimde ook andere moslimextremisten er hun ruimte.

De Malinese Burgeroorlog is dan ook een veelzijdig conflict, waarbij verschillende islamitische en nationalistische rebellengroeperingen in Noord-Mali (Azawad) het regeringsleger en elkaar bestrijden. In januari 2012 begon een gelegenheidsverbond van deze uit Libië verdreven Kaddafi-getrouwe Toeareg-rebellen, deels onder de vlag van Mouvement National pour la libération de l’Azawad (MNLA), en Arabische islamitische strijders een opstand in Azawad, het noordelijke gedeelte van Mali. 

Naast de MNLA, die als doel heeft een onafhankelijk Azawad te vestigen, is onder andere ook de islamitische beweging Ansar Dine, de Al-Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM) en de Mouvement pour l’unicité et le jihad en Afrique de l’Ouest (MUJAO) bij de opstand betrokken. De opstandelingen boekten daarbij belangrijke overwinningen op het Malinese regeringsleger (FASM), dat kampte met een groot gebrek aan materieel en munitie en zich daarnaast ook onvoldoende door de eigen regering gesteund voelde. Als gevolg daarvan pleegden gefrustreerde Malinese militairen in maart een staatsgreep in de hoop de situatie onder controle te krijgen. Maar dit had een averechts effect. De internationale gemeenschap veroordeelde hen scherp en bovendien rukten de rebellen in het noorden verder op. Begin april 2012 riep de MNLA de onafhankelijkheid van Azawad uit. 

Dit leidde echter tot een scheuring tussen de meer seculiere Toeareg-nationalisten en de overwegend Arabische anti-separatistische islamisten. De laatsten wilde naast de Malinese eenheidsstaat behouden, het in zijn geheel veroveren en onderwerpen aan de sharia. In mei 2012 namen de spanningen toe tussen de bondgenoten met tegenstrijdige belangen.

Eind juni van dat jaar viel het gelegenheidsverbond tussen de nationalisten en de islamisten uiteen en begonnen ze onderling te vechten om de heerschappij in Noord-Mali. Vooral de historische steden Timboektoe, Gao en Kidal waren hierbij het strijdtoneel. De islamisten slaagden er vrij snel in om de Toearegs te verslaan, waarna zij veel vroeg-islamitisch erfgoed verwoestten dat zij beschouwden als afgoderij. De MNLA werd verder teruggedreven tot zij in het najaar van 2012 zo goed als verslagen waren. De Toearegs trokken daarop in december hun onafhankelijkheidsverklaring in en bepleitten de eenheid van Mali, waarop ze de Malinese regering om steun vroegen. De situatie in het land destabiliseerde hierdoor steeds verder.

Hierop nam de Veiligheidsraad van de VN op 20 december 2012 Resolutie 2085 aan, die de Economic Community Of West African States (ECOWAS) autoriseerde in Mali te interveniëren met de vredesmacht African-led International Support Mission to Mali (AFISMA), die oorspronkelijk gepland stond om in september 2013 te ontplooien. Tevens werd het United Nations Office in Mali (UNOM) opgericht. Nadat in januari 2013 de situatie in Mali zodanig verslechterd was – doordat met name Ansar Dine en daaraan gelieerde groepen AQIM en MUJAO zuidwaarts optrokken – ontplooide AFISMA al vanaf begin 2013 en zette voormalige kolonisator Frankrijk in overleg met ECOWAS eveneens een interventiemacht in, Operatie Serval. De rebellen werden vervolgens door de Fransen en Afrikaanse bondgenoten uit noordelijke plaatsen als Timboektoe, Kidal en Gao verdreven.

Nadat de situatie medio 2013 weer redelijk gestabiliseerd was, verzocht Malinese interim-president Dioncounda Traoré aan de VN om de inzet van een VN-Vredesmacht die de AFISMA en de Franse interventiemacht moest opvolgen. Op 25 april 2013 nam de VN Veiligheidsraad Resolutie 2100 aan waarin besloten werd dat MINUSMA per 1 juli 2013 de taken van AFISMA zou overnemen. De AFISMA-troepen gingen over naar MINUSMA en ook andere landen werd gevraagd om troepen te leveren. Na een periode van relatieve rust zijn de spanningen in het West-Afrikaanse land toch weer opgelopen. De Franse interventie begin van begin 2013 verdreef weliswaar de jihadisten naar het onherbergzame noorden, uitgeschakeld zijn ze nog lang niet. Eind september 2013 begon een reeks nieuwe aanslagen.

Ook nu het merendeel van de jihadisten zich schuilhouden in het uitgestrekte en vaak rotsachtige woestijngebied in het noorden van Mali, of misschien wel de grens zijn overgestoken, zitten de Fransen ze nog steeds op de hielen. En straks zullen ze dus ook in de smiezen worden gehouden door de Nederlanders. Ondanks dat er nu schijnbaar geen sprake is van een dreiging van een groot gewapend conflict, wordt er door de Nederlandse militairen wel in het hoogste geweldsspectrum opgetreden. Om ze bij het uitvoeren van hun taken en voor hun bescherming zo min mogelijk afhankelijk te laten zijn van anderen, levert Nederland een in hoge mate zelfredzame eenheid aan MINUSMA. 

Met name de robuust uitgeruste 1 (NLD) Special Operations Land Task Group (SOLTG) “Scorpion” vormt in het kader daarvan de ‘boots on the ground’. De SOLTG is als een van de sensoren als het ware de ogen en oren voor de All Sources Information Fusion Unit (ASIFU) van MINUSMA. De ASIFU zal geleid worden door de Nederlandse kolonel Tony Keijsers. Deze eenheid van in totaal 230 personen, van wie Nederland er 70 levert, stuurt de inlichtingenoperatie van MINUSMA aan. Het coördineert, analyseert en verwerkt het totaal van alle informatiestromen die de Nederlandse inlichtingencapaciteit aandraagt tot praktisch bruikbare inlichtingenproducten. MINUSMA is hiervan sterk afhankelijk, want deze dienen als basis bij de besluitvorming om operaties uit te voeren. 

Om al deze processen te begeleiden en om de aansturing van de SOLTG goed te laten verlopen wordt vanuit het KCT ook een SOF plannings- en liaison element op het hoofdkwartier in Bamako geplaatst. Tevens kan de SOLTG hierdoor ook het gras van onderen af laten groeien. Kolonel der mariniers Joost de Wolf zal als deputy chief of staff operations aan het hoofd staan van de planning en uitvoering van alle militaire operaties van MINUSMA. Hierdoor heeft Nederland te allen tijde direct invloed op de uitvoering van operaties. Ondanks dat er geen caveats van toepassing zijn op de inzet van Nederlandse militairen kan De Wolf in opdracht van de Commandant der Strijdkrachten (CDS), als zogenaamde red card holder, wel een opdracht van de Force Commander aan Nederlandse eenheden verbieden. De CDS houdt immers te allen tijde volledige zeggenschap en kan dus zo nodig het bevel over de Nederlandse blauwhelmen terugnemen. Deze werkwijze is mede ingegeven door geleerde lessen van eerdere missies.

“SOLTG “Scorpion” bestaat in de kern uit een Commandotroepencompagnie,” vertelt Swillens. “Daar wordt bijkomend vanuit het KCT een stafelement aan vastgeplakt. Deze SOLTG-staf zal onder meer de planning en aansturing van opgedragen operaties voor haar rekening nemen. Daarnaast worden ook ter zake doende enablers aan de SOLTG toegevoegd. Dit zijn allemaal specialisten in hun eigen vakgebied. Want het feit dat de meeste Special Operations Forces (SOF)-acties ondersteuning behoeven van niet SOF-eenheden, staat ook bij deze missie recht overeind. Zo zal onder meer een 81mm mortiersectie en specifieke search capaciteit van 11 Luchtmobiele Brigade aan de SOLTG worden toegevoegd. De search capaciteit blijft vanwege de huidige dreiging van IED’s (Improvised Explosive Devices) vooralsnog stand-by staan in Nederland. Echter, doordat deze luchtmobiele genisten op een zodanige ‘notice to move’ staan kunnen ze – als deze asymmetrische dreiging toeneemt – op zeer korte termijn in het operatiegebied aan de SOTG worden toegevoegd. 

Vanuit het JISTARC (Joint Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance Commando) wordt onder meer een team lange afstandsverkenners onder bevel gesteld. Een medisch team, een team van de EODD (Explosieven Opruimings Dienst Defensie), verbindings-, onderhouds-, logistiek personeel en een aantal tolken completeren de taakgroep. Tolken zijn een belangrijke schakel in het communiceren met de lokale bevolking en overheden. In West-Mali wordt het aan het Bambara verwante Malinké en Soninké gesproken. Andere belangrijke talen in Mali zijn het Sénoufo in de regio Sikasso, het Peul in de regio Mopti, het Bozo langs de Niger, het Dogon in de regio Pays Dogon (de Dogon gebruiken meer dan veertig dialecten), het Songhai in de regio Timboektoe en Gao, het Tamasheq in het oostelijke deel van de Malinese Sahara, en het Arabisch in het westelijke deel van de Malinese Sahara. In de noordelijke regio, waar de SOLTG opereert, wordt het Frans minder gesproken. Naast de bij defensie aangestelde tolken kunnen mogelijk aanvullend ook lokaal tolken worden ingehuurd. Dit is afhankelijk van de operationele omstandigheden.”

Om te voorkomen dat de Burgeroorlog weer oplaait en terroristische groeperingen zich weer nestelen en uitbreiden in het noorden van Mali, zal hoofdzakelijk die regio het werkterrein worden van de Nederlandse eenheden en middelen. SOLTG “Scorpion” zal hiervoor worden gehuisvest op het sectorhoofdkwartier, in de nabijheid van het vliegveld van de stad Gao. Behalve de SOLTG zal naast het luchtmacht-detachement met vier AH-64D “Apache” gevechtshelikopters er ook het merendeel van de Nederlandse bijdrage aan de ASIFU gestationeerd worden. In en om Gao heeft de VN nu ongeveer 2700 militairen gelegerd. De meeste daarvan zijn afkomstig uit Nigeria, Tsjaad, Niger en Senegal. 

Daarnaast heeft ook Frankrijk er eenheden en middelen geconcentreerd die deelnemen aan de in januari 2013 gestarte interventieoperatie “Serval”. Op het hoogtepunt van die missie zaten er vijfduizend Franse militairen in Mali. Het aantal Franse troepen wordt echter – gelijktijdig met het ontplooien van MINUSMA eenheden – in rap tempo verminderd naar uiteindelijk circa 1000 man. Zij zullen als parallel force beschikbaar blijven, hetgeen is vastgelegd tussen Frankrijk en de VN. Ook zal Frankrijk zich blijven richten op contraterrorisme en het bestrijden van opstandige elementen (counterterrorism/counter-insurgency). Dit is vastgelegd in een bilaterale overeenkomst met Mali.

Nederlandse kwartiermakers zijn nu in de genadeloos brandende zon volop bezig de nodige voorbereidingen op het sectorhoofdkwartier in Gao te treffen, zodat de hoofdmacht medio april vol aan de bak kan. Op 450.000 m² savanne wordt het Nederlandse “kamp Castor”, zoals het momenteel wordt genoemd, door ze uit de grond gestampt. Legering, werkgebieden en wegen regelen de VN. Maar een aantal specifieke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een klein vliegveld met shelters om de Apache gevechtsheli’s tegen de zon en zandstormen te beschermen en het ICT netwerk gaan Nederlandse verbindelaars en genisten zelf aanleggen.

De extreme geografische en klimatologische omstandigheden, de slechte infrastructuur en lange aanvoerlijnen stellen de Nederlandse blauwhelmen voor grote logistieke uitdagingen. De logistieke lijn is zo’n 5.000 kilometer lang. Missiegevoelig materieel zoals wapens en verbindingsmiddelen gaat per vliegtuig naar de Malinese hoofdstad Bamako. De rest van de spullen reist per zeecontainer naar Senegal, waarvandaan ze net als overigens al het overige materieel en personeel op rekening van de VN verder worden getransporteerd. Defensie heeft veel ervaring opgedaan tijdens vorige missies die onder vergelijkbare, moeilijke omstandigheden moesten worden uitgevoerd. Deze ervaring wordt nu door het nationaal ondersteuningselement (NSE) gebruikt bij de inrichting van het logistieke concept zoals het voorzien in extra voorraden aan bijvoorbeeld water, voeding, reservedelen en voldoende logistieke ondersteuning.

“In de eerste fase van de missie zal de focus op het opbouwen van de inlichtingencapaciteit tot een geïntegreerd geheel komen te liggen,” zegt Swillens. “Want naast de SOLTG op de grond zijn ook andere sensoren zoals de ScanEagle en Raven RQ-11 (beide onbemande systemen) en de vier Apache gevechtshelikopters hier voor beschikbaar. Met hun kwalitatief hoogwaardige sensoren zijn de Apaches immers bij uitstek geschikt om inlichtingen in grote gebieden te verzamelen. Ze versterken de inlichtingenketen aanzienlijk. Ook kunnen de toestellen worden ingezet voor het escorteren van eenheden, ‘show of force’ en het leveren van vuursteun. Ze vertegenwoordigen als het ware de escalatiedominantie van de SOLTG. Met deze samenhangende bijdrage aan de gehele inlichtingenketen ontstaat een inbreng die niet wordt versnipperd over verschillende locaties en onderdelen. 

Tegelijkertijd is het van essentieel belang om vanaf dag 1 een goed basisbeeld op te bouwen van de situatie in ons operatiegebied, de oostelijk gelegen provincies Gao en Kidal. Dit is een uitgestrekte en vanwege de verzengende temperaturen weinig vergevingsgezinde woestijnomgeving met vele actoren en externe factoren. Om de huidige situatie in Noord-Mali echt goed te kunnen begrijpen moeten we namelijk eerst een gedetailleerd inzicht krijgen in de complexe Malinese stammenstructuren met de etnische dynamieken en tribale spanningen, de diverse extremistische groeperingen, hun (onderlinge) belangen, hun bewegingen, routes en dergelijke. Gewapende groepen in Mali vormen een complex en continu wisselend geheel. Het vijandbeeld is daarbij diffuus. De verschillende partijen hebben het afgelopen jaar door het Franse ingrijpen zware verliezen geleden en zijn versplinterd. Het is echter onzeker in hoeverre de situatie werkelijk stabiel is.”

Buitenlandse jihadisten hebben Mali naar verluidt grotendeels verlaten, terwijl veel Malinese jihadisten zijn opgegaan in de bevolking. De al dan niet structurele samenwerking tussen de MUJAO en een splintergroepering van AQIM en de voorzichtige toenadering tussen Toearegbeweging MNLA, die streeft naar een onafhankelijk noord-Mali en AQIM, laten echter zien dat jihadisten zich aanpassen aan de nieuwe situatie. Vooral rondom Kidal zijn er nog steeds spanningen tussen de MNLA en het Malinese leger en heerst er wantrouwen ten opzichte van de overheid. Er zijn bovendien etnische conflicten tussen en binnen Arabische, Toeareg en Peul gemeenschappen. Banditisme en drugshandel blijven een veiligheidsprobleem en ook de terugkeer van ontheemden (naar schatting 140.000) zorgt voor spanning.

“Om dit allemaal inzichtelijk te kunnen maken zullen we voornamelijk langeafstandsverkenningen gaan uitvoeren,” vertelt Swillens. “Dit zijn activiteiten waarbij we met een kleine eenheid of een robuuste capaciteit de benodigde informatie verzamelen. Ze kunnen van korte duur zijn, maar kunnen ook met gemak een aantal weken in beslag gaan nemen. Ons optreden vindt immers doorgaans ver van eigen troepen plaats. De uitvoering ervan kan ‘Overt’ zijn, ofwel “zien en gezien mogen worden”. Bijvoorbeeld bij het inwinnen van informatie bij de lokale bevolking. Hun inbreng is van groot belang. Zij zien immers als eersten welke vreemdelingen zich in hun regio ophouden. Maar ook ‘Covert’ optreden, ofwel “zien zonder gezien te worden”, is daarbij zeker een optie. Beide inzetopties vereisen hoe dan ook een hoge tactische mobiliteit. Primair wordt die bereikt door het gebruik van onze eigen organieke voertuigen. De SOLTG beschikt over verschillende voertuigen, waaronder de Bushmaster die een hoge graad van bescherming biedt tegen klein kaliber wapens, mijnen en IED’s, het standaard tactische wielvoertuig de Mercedes Benz (MB) G280 CDI als ook de quad die een hoge mate van terreinvaardigheid heeft. Het van JISTARC afkomstig verkenningsteam werkt organiek met de Fennek, een tactisch wielverkenningsvoertuig.”

Het uitvoeren van langeafstandspatrouilles vereist een grote mate van zelfredzaamheid en escalatiedominantie. Het is namelijk niet ondenkbaar dat de eenheid daarbij wordt blootgesteld aan geweld of bij gevechtshandelingen betrokken raakt. “Als we worden aangevallen, zijn we in eerste instantie, gelet op onze bewapening, opleiding en een robuust pakket aan Rules Of Engagement (ROE), in staat om onszelf te kunnen beschermen,” zegt Swillens. “De operators zijn heel goed getraind, fysiek en mentaal sterk om in het hoogste geweldsspectrum te kunnen opereren in bergachtig terrein en onder zware uitdagende woestijnomstandigheden. Daarnaast beschikken ze over de benodigde middelen en ervaring om het hoofd te kunnen bieden aan snel ontwikkelende dreigingsscenario’s. 

Aanvullend kunnen we een beroep doen op de zogenaamde Quick Reaction Force (QRF) die MINUSMA paraat heeft staan, mocht de situatie echt uit de hand lopen. Daarnaast kunnen de aanwezige Apaches worden ingezet om ons te voorzien van vuursteun. Mochten al deze middelen om wat voor reden dan ook niet voldoende zijn, dan kunnen we ook een beroep doen op de Fransen die in Gao eveneens over een QRF en gevechtshelikopters beschikken. Het aanvragen van steun verloopt volgens procedures die voorafgaande aan elke actie worden vastgelegd in het operatieplan. Aan de hand van een zorgvuldig uitgevoerde risicoanalyse zal men binnen de SOLTG al in de planningsfase van een actie vergewissen dat steun van gewapende heli’s en/of QRF verzekerd is. 

Ook de medische evacuatie (medevac), dat in principe door de lucht plaatsvindt, moet gegarandeerd zijn. Mochten deze randvoorwaarden niet beschikbaar zijn dan wordt het optreden aangepast of gaat de hele actie niet door. Samenwerking met de Franse eenheden op het gebied van operaties en logistiek is goed mogelijk. De verschillende missies die momenteel actief zijn in het gebied coördineren hun activiteiten op het gebied van veiligheid. Dit gebeurt onder meer door middel van de uitwisseling van liaisonofficieren, dagelijks overleg en de wederzijdse betrokkenheid bij het plannen van operaties. Naast verkenningsopdrachten is het niet uit te sluiten dat de SOLTG ook door de Force Commander gevraagd wordt voor Military Assistance taken of om specifieke offensieve Direct Action acties op High Value Targets uit te voeren. In het laatste geval kan worden gedacht aan operaties die de risico’s voor andere MINUSMA-eenheden verminderen. Denk aan het ontmantelen van verborgen wapen- en logistieke opslagplaatsen en het oppakken van strijders die geïmproviseerde explosieven fabriceren.”

Met de Nederlandse inbreng in de missie krijgt de Force Commander de beschikking over een kwalitatief hoogwaardige militaire capaciteit, die kan worden ingezet in gebieden die voor reguliere eenheden niet toegankelijk zijn. “Qua importantie en kwaliteit kunnen wij in Mali dus echt het verschil maken,” zegt Swillens. “Sinds een aantal jaren oefent het KCT in Noord West Afrika. Onder andere in Senegal, Niger, Burkino Fasso en Mali. In deze oefeningen hebben we een schat aan kennis en ervaring opgedaan met verschillende Afrikaanse bevolkingen, culturen en militaire eenheden. Bovendien hebben we in de voorbereiding en uitvoering van deze oefeningen, als ook in de aanloop naar deze missie, veel samengewerkt met diplomaten en ambassadeurs. Al deze kennis, kennissen en ervaringen komen nu goed van pas. Onze operators begrijpen als geen ander dat het militair optreden onderdeel uitmaakt van een groter veiligheids- en ontwikkelingsraamwerk. Met de kwaliteit van al de mensen die deel uitmaken van SOLTG “Scorpion” in het achterhoofd heb ik het volste vertrouwen in deze missie.”

Artikel van Dutch Defence Press, 4 februari 2014
http://www.dutchdefencepress.com/?p=11623#more-11623

No comments:

Post a Comment